Kamervraag 2019Z23383

Onbetrouwbare hondengeurtesten

Ingediend 27 november 2019
Beantwoord 14 januari 2020 (na 48 dagen)
Indiener Attje Kuiken (PvdA)
Beantwoord door Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA)
Onderwerpen openbare orde en veiligheid politie, brandweer en hulpdiensten
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z23383.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1308.html
1. de Volkskrant, 27 november 2019, De politie sjoemelde veel vaker met geurproeven
2. de Volkskrant, 27 november 2019, De hond wees wel erg vaak de verdachte aan
  • Vraag 1
    Kent u de berichten «De politie sjoemelde veel vaker met geurproeven» en «De hond wees wel erg vaak de verdachte aan»?1 2

    Ja

  • Vraag 2
    Bent u van mening dat er meer dan genoeg aanwijzingen zijn om te veronderstellen dat deze geurproeven op zijn best onbetrouwbaar zijn geweest en dat er mogelijk zelfs sprake was van het manipuleren van de uitkomsten, gezien de feiten dat geurproeven niet blind werden uitgevoerd, dat uit onderzoeken blijkt dat dat ook al voor 1997 niet het geval was, dat de geurproeven die door de genoemde Twentse hondengeleider werden uitgevoerd tot een abnormaal hoog percentage aan positieve resultaten leidden en de opmerking van de oud-brigadier over het Twents politiegeurtestteam? Zo ja, waarom en welke conclusies verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?

    In 2006 en 2007 hebben het bureau Integriteit en Veiligheid van de toenmalige politie Noord- en Oost-Gelderland en de Rijksrecherche onderzoek gedaan naar de wijze waarop geuridentificatieproeven zijn uitgevoerd in de periode 1997 tot en met maart 2007. Uit de onderzoeken bleek dat de zogeheten Oefengroep Oost geregeld heeft nagelaten de geur-identificatieproeven blind uit te voeren volgens het voorgeschreven protocol. Op basis van deze onderzoeken heeft het College van procureurs-generaal in 2007 besloten om het resultaat van deze proeven in de toen lopende strafzaken niet meer te gebruiken als bewijs.
    De resultaten van de onderzoeken uit 2006 en 2007 gaven geen aanleiding te veronderstellen dat ook in andere regio’s de geurproeven niet volgens de regels zijn uitgevoerd. De Rijksrecherche is toentertijd verzocht haar onderzoek uit te breiden naar de periode voor 1997, maar een dergelijk onderzoek bleek niet opportuun omdat de mate van standaardisatie van de uitvoering van geurproeven pas in 1997 is vastgelegd in het Keuringsreglement politiespeurhond menselijke geur.3
    Voor de volledigheid verwijs ik u naar de antwoorden van mijn ambtsvoorganger op Kamervragen uit 2007 over de betrouwbaarheid van geurproeven4. Zoals aangegeven in die beantwoording, is ten aanzien van afgesloten strafzaken de beslissing omtrent geldigheid van bewijsmiddelen voorbehouden aan de Hoge Raad, die op grond van artikel 457, eerste lid, 1 van het Wetboek van Strafvordering beslist op aanvragen tot herziening.

  • Vraag 3
    Deelt u de conclusie van de auteur van het bericht dat «Uitgaande van 20 jaar activiteiten van de drie hondengeleiders uit Oost-Nederland in 800 tot 1.000 keer heeft geleid tot een onterechte positieve uitslag, waarbij een verdachte onterecht gekoppeld werd met een bewijsmiddel, doordat de geurproeven niet blind werden uitgevoerd»? Zo ja, wat kunt en gaat u doen om eventueel onrecht zoveel als mogelijk ongedaan te maken of te compenseren? Zo nee, waarom niet? En zo nee, hoe vaak acht u het naar schatting mogelijk dat personen ten onrechte zijn veroordeeld op basis van foutieve geurproeven?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 4
    Is de informatie in het genoemde bericht voor u aanleiding om ook de geurproeven die voor 1997 zijn uitgevoerd ongeldig te verklaren en veroordelingen op basis van een geurproef die gebaseerd zijn voor herziening, open te stellen? Zo nee, waarom niet en hoe kunt u de betrouwbaarheid van de geurproeven van voor 1997 waarborgen?

    Zie antwoord vraag 2.

  • Vraag 5
    Ziet u in het artikel alsnog aanleiding om onderzoek te laten verrichten naar het effect van het niet blind uitvoeren van geurproeven in het verleden en het effect daarvan op de uitkomst van rechtszaken? Zo ja, hoe gaat u dit laten uitvoeren? Zo nee, waarom niet?

    Ik zie op dit moment geen aanleiding voor vervolgonderzoek. Zoals hierboven vermeld, zijn er reeds verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de betrouwbaarheid van geurproeven. De betrouwbaarheid van de resultaten is afhankelijk van verschillende factoren, waardoor de toepassing van de geurproeven kwetsbaar is. Daarom wordt sinds 2011 geen gebruik meer gemaakt van hondengeurtesten ten behoeve van de bewijsvoering.

  • Mededeling - 31 december 2019

    Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Kuiken (PvdA) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over onbetrouwbare hondengeurtesten (ingezonden 27 november 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2019Z23383
Volledige titel: Onbetrouwbare hondengeurtesten
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-1308
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Kuiken over onbetrouwbare hondengeurtesten