Ingediend | 5 november 2019 |
---|---|
Beantwoord | 20 november 2019 (na 15 dagen) |
Indieners | Maarten Hijink , Henk van Gerven |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z21202.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-785.html |
Ik vind, net als de hospicesector zelf, dat hospices niet een opvangfunctie moeten hebben voor alle ouderen. Als er elders in de zorg knelpunten zijn rond voorzieningen voor ouderen, dan moeten die daar worden opgelost en niet door de hospices.
Ik vind dat mensen zoveel mogelijk op de plek van hun voorkeur moeten kunnen sterven. Dat kan thuis zijn, maar ook in het hospice of het verpleeghuis. Veel mensen willen graag thuis sterven, maar sommige mensen verkiezen om uiteenlopende redenen voor het hospice. Ik vind het belangrijk dat mensen daar dan ook terecht kunnen.
Ziekenhuizen kunnen geen opdracht geven om iemand naar een hospice te verplaatsen. Transferverpleegkundigen overleggen, bij voorkeur zo vroeg mogelijk, met de cliënt over zijn/haar wensen voor vervolgzorg. Vervolgens gaat de transferverpleegkundige op zoek naar gewenste vervolgzorg, bijvoorbeeld naar een plek in een hospice. Hospices moeten daarbij goed aangeven of ze een cliënt met de geschetste zorgvraag kunnen opnemen. Vanwege de aard van de patiëntengroep waar het hier om gaat kan het gebeuren dat een cliënt na overplaatsing snel overlijdt.
Het idee hoe ouderen willen wonen is anders dan twintig of dertig jaar geleden. Mensen willen nu graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, het liefst in hun vertrouwde omgeving. Tussen 1980 en 2010 nam het aantal plaatsen in verzorgingshuizen af, van 150.000 naar 84.000 plaatsen, terwijl het aantal 80-plussers in dezelfde periode meer dan verdubbeld is. Dit betekent overigens niet dat we geen oog moeten hebben voor het gevoel van veiligheid en de sociale contacten die mensen zoeken. Ondanks dat er minder vraag is naar de oude verzorgingshuizen, is er vraag naar nieuwe woonvormen waar ouderen bij elkaar kunnen wonen en waar eventueel ook zorg kan worden geleverd. Zo is er veel vraag naar bijvoorbeeld Hofjeswoningen. In de brief van 18 oktober jl. (Kamerstukken 2019–2020, 31 765, nr. 454) zijn de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik ingegaan op de ontwikkelingen om passende woonvoorzieningen voor ouderen te bevorderen.
Zie antwoord vraag 4.
In mijn brief van 18 oktober jl. (Kamerstukken 2019–2020, 31 765, nr. 453) heb ik de korte termijnacties geschetst voor de aanpak van de wachtlijsten in de verpleeghuiszorg. In december van dit jaar stuur ik uw Kamer een brief waarin de bouwopgave voor de komende 5 tot 20 jaar zowel landelijk als regionaal in kaart wordt gebracht. In deze brief zal ik ook schetsen welke aanpak voor de komende jaren mij voor ogen staat.
Ik ben in gesprek met de brancheorganisatie van hospices, VPTZ Nederland, en de netwerken palliatieve zorg om te bezien hoe betere afstemming in de regio ervoor kan zorgen dat mensen niet te laat of te vroeg naar een hospice gaan. Als mensen toch weer opknappen, iets wat regelmatig gebeurt door de goede zorg in hospices, is het mogelijk dat snel een Wlz-indicatie kan worden verkregen. Verder is dan goede afstemming binnen en tussen regio’s nodig om ervoor te zorgen dat sneller een geschikte plek in het verpleeghuis wordt gevonden. Deze verpleeghuizen (via de achterliggende zorgorganisaties) zijn in veel gevallen ook lid van het netwerk palliatieve zorg.