Ingediend | 5 november 2019 |
---|---|
Beantwoord | 20 december 2019 (na 45 dagen) |
Indiener | Gijs van Dijk (PvdA) |
Beantwoord door | Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | jongeren sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z21201.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-1200.html |
Ja.
Ik vind het belangrijk dat kinderen worden opgevangen op locaties die veilig en gezond zijn en waar de opvang pedagogisch verantwoord is. Daarom gelden er wettelijke regels waar alle kinderopvanglocaties in Nederland aan moeten voldoen.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van deze regels en GGD’en voeren dit toezicht in opdracht van gemeenten uit. Wanneer een GGD-inspecteur constateert dat regels worden overtreden dan ontvangt de gemeente een handhavingsadvies. De gemeente besluit dan of handhaving wordt ingezet, en zo ja welk handhavingsinstrument passend is. Daarbij betrekt de gemeente onder meer de aard en ernst van de geconstateerde overtreding(en) en de inspectiegeschiedenis.
De betreffende organisatie (Kidsplus) is niet in het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerd. Dit betekent dat deze organisatie zelf geen kinderopvanglocaties exploiteert. Er zijn wel opvanglocaties (in verschillende gemeenten) die gelieerd zijn aan deze organisatie.
De gemeenten en GGD’en met aan Kidsplus gelieerde opvanglocaties hebben mij laten weten dat de locaties waar de kwaliteit onder de maat is intensief worden geïnspecteerd. In de gemeente De Bilt heeft dit bijvoorbeeld geresulteerd in een gedwongen sluiting van twee locaties. En de gemeente Veenendaal geeft aan dat ook daar – na meerdere inspecties in korte tijd – de inzet van zware handhavingsinstrumenten wordt overwogen.
Toezicht en handhaving in de kinderopvang is locatiegericht. Dit betekent dat het toezicht plaatsvindt daar waar de kinderen worden opgevangen. En dat opvanglocaties die slecht presteren gericht kunnen worden aangepakt. Ik vind het waardevol en proportioneel, dat slechte prestaties van één of meerdere locaties niet automatisch leiden tot sluiting van andere (goed presterende) locaties van dezelfde organisatie. Sluiting van goed presterende locaties is niet in het belang van de kinderen (en hun ouders) die hier worden opgevangen.
Zoals aangegeven bij antwoord 2, exploiteert Kidsplus zelf geen kinderopvanglocaties. Er zijn wel locaties die gelieerd zijn aan Kidsplus.
Uit de informatie van gemeenten en GGD’en over de kwaliteit op deze locaties en de (openbare) inspectierapporten blijkt dat het beeld divers is. Er zijn locaties waar de regels (herhaaldelijk) niet worden nageleefd en de kwaliteit onder de maat is. Zoals de eerdergenoemde locaties in de gemeente De Bilt (die inmiddels gesloten zijn) en de gemeente Veenendaal (waar inzet van zware handhavingsinstrumenten tot de mogelijkheden behoort). De gemeente Apeldoorn heeft mij laten weten dat de kwaliteit op de locaties daar (5 in totaal) niet onder de maat is en vergelijkbaar met locaties van andere opvangorganisaties.
Ik onderken dat door de wijze waarop toezicht en handhaving in de kinderopvang is georganiseerd (decentraal), informatie over de situatie op locaties in de ene gemeente of GGD niet als vanzelf voor andere gemeenten en GGD’en bekend is. Wel zie ik dat in deze situatie gemeenten en GGD’en elkaar opzoeken en intensief samenwerken. Omdat informatie over slecht presterende locaties buiten de eigen gemeenten of GGD-regio relevant kan zijn voor toezicht en handhaving in de eigen gemeenten of GGD-regio vind ik het belangrijk dat gemeenten en GGD’en over deze informatie kunnen beschikken. Daarom ben ik met de VNG en GGD GHOR Nederland in gesprek over het verder verbeteren van de toegankelijkheid en uitwisseling van dergelijke informatie.
De betreffende gemeenten en GGD’en hebben mij laten weten dat nagenoeg alle locaties die aan deze kinderopvangorganisatie zijn gelieerd één of meerdere keren zijn geïnspecteerd en dat zij in deze casus intensief samenwerken met andere gemeenten en GGD’en.
Zoals ik heb aangegeven bij antwoord 3 vind ik het belangrijk dat gemeenten en GGD’en kunnen beschikken over informatie over locaties in andere gemeenten en GGD-regio’s. Zodat zij deze informatie kunnen betrekken bij het vormgeven van toezicht en handhaving op locaties (van dezelfde organisatie) in de eigen gemeente en GGD-regio. Zoals aangegeven bij antwoord 3 ben ik met de VNG en GGD GHOR Nederland in gesprek over het verder verbeteren van de toegankelijkheid en uitwisseling van dergelijke informatie.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor toezicht en handhaving in de kinderopvang. Ik vind het niet wenselijk om in deze verantwoordelijkheid te treden. Bovendien beschikken gemeenten over voldoende instrumenten om op te treden tegen locaties die niet goed presteren. En in de praktijk zetten zij deze instrumenten ook in (zoals de voorbeelden uit De Bilt en Veenendaal laten zien). Ook wordt in deze casus intensief samengewerkt tussen de betreffende gemeenten en GGD’en. Ik zie daarom geen noodzaak om zelf maatregelen te nemen.
Wel zie ik – zoals ik heb aangegeven bij antwoord 3 en 4 – meerwaarde in het verder verbeteren van de toegankelijkheid en het uitwisselen van informatie tussen gemeenten en GGD’en. Hierover ben ik met de VNG en GGD GHOR Nederland in gesprek.
Zie mijn antwoorden op vraag 4 en 5. Een onderzoek naar de noodzaak van een wettelijke basis om zelf in te grijpen bij ernstige misstanden in de kinderopvang is, gezien het beschikbare instrumentarium voor gemeenten, niet aan de orde.
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Dijk (PvdA) over het bericht «Kidsplus onder verscherpt toezicht» niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is. De reden hiervoor is dat ik meer tijd nodig heb voor het verkrijgen van informatie van de betreffende gemeenten en GGD’en en het afstemmen van de antwoorden met de betrokken partijen. Ik streef ernaar om u de antwoorden op de gestelde vragen zo spoedig mogelijk te sturen.