Ingediend | 4 november 2019 |
---|---|
Beantwoord | 27 november 2019 (na 23 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z21104.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-881.html |
Het bericht is gebaseerd op de uitspraak van het Hof van beroep van 29 oktober 2019 in een tuchtzaak tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In deze tuchtzaak stond ter discussie de bevoegdheid van de gerechtsdeurwaardersdienstverlening ten behoeve van arbitrage door het zogenoemde e-Court. Gezien het rechtsstatelijke belang van een goede uitoefening van het ambt door de gerechtsdeurwaarder mag geen onduidelijkheid bestaan over wat onder die ambtsuitoefening wordt verstaan. Dit ambt brengt bepaalde verantwoordelijkheden en privileges met zich mee.2 Juridisch gezien ligt er nu een duidelijke uitspraak van de hoogste tuchtrechter over de relatie tussen exploten en ambtshandelingen, over de rechtmatigheid van de toegang tot de basisregistratie personen (BRP) en over de vraag of de kosten van het exploot (de ambtshandeling) mogen worden doorbelast aan de schuldenaar.
Dat is aan de burgerlijke rechter om vast te stellen. De tuchtrechter heeft met nadruk voorop gesteld dat het niet aan de tuchtrechter, maar aan de burgerlijke rechter is om bindend vast te stellen hoe regels van burgerlijk recht en burgerlijke rechtsvordering (waaronder begrepen eventuele aansprakelijkheid voor schade) worden uitgelegd. Het landelijk overlegorgaan sociaal raadslieden (LOSR) heeft reeds een proefproces aangekondigd. Ook de andere betrokken partijen – zo lees ik in het door u aangehaalde mediabericht – zoeken uit of sprake is van ten onrechte in rekening gebrachte kosten.
Dat oordeel is uiteindelijk aan de burgerlijke rechter. Zie het antwoord op vraag 2. Uit het bericht maak ik op dat het de intentie is van betrokken partijen om daar waar sprake is van ten onrechte in rekening gebrachte deurwaarderkosten, zij zich zullen inspannen om dat recht te zetten.
Het oordeel van de tuchtrechter op de klacht is helder. Dat impliceert echter nog niet dat de deurwaarder op basis van deze uitspraak actief geld terug moet betalen. Zie het antwoord op vraag 2. In deze kwestie is het aan betrokken partijen om te bepalen of er schuldenaren gedupeerd zijn en daar waar sprake is van ten onrechte in rekening gebrachte deurwaarderkosten, zich te zullen inspannen om dat recht te zetten. Of en in welke mate opdrachtgevers eventueel zouden moeten bijdragen in de kosten die de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot gemaakt heeft, is aan opdrachtnemer en opdrachtgever.
Zie antwoord vraag 4.
E-Court maakt in consumentenzaken gebruik van arbitrage. In mijn brief van 16 april 2018 ben ik uitgebreid daarop ingegaan.3 Zoals ik destijds al aangaf, sta ik positief tegenover innovatieve vormen van (digitale) geschilbeslechting die zien op het bereiken van een effectieve, betaalbare en voor beide partijen bevredigende oplossing. E-Court zou hieraan een bijdrage kunnen leveren, mits aan de wettelijke vereisten is voldaan, zodat de rechten van partijen worden gewaarborgd. Zo kijk ik er nog steeds naar.
Het is niet zo dat de keuze voor een traject van digitale rechtspraak buiten de consument om gebeurt. Het wettelijk kader biedt consumenten jegens wie arbitrage wordt aangespannen de mogelijkheid om binnen een maand alsnog de keuze voor de overheidsrechter te maken.4 De voorzieningenrechter die een verzoek om toestemming tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis in een consumentenzaak beoordeelt, is verplicht om het arbitragebeding ambtshalve (zonder dat de consument het hem heeft gevraagd) daarop te toetsen alsmede om na te gaan of de consument daadwerkelijk de in het arbitragebeding opgenomen termijn van ten minste een maand is gegund. Dat heeft de Hoge Raad onlangs bevestigd.5
Ja