Ingediend | 18 oktober 2019 |
---|---|
Beantwoord | 27 november 2019 (na 40 dagen) |
Indieners | Chris van Dam (CDA), Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur rijksoverheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z20025.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-840.html |
Ja.
Allereerst merk ik ter verduidelijking op dat het woord «zienswijze» in de beantwoording van de vragen 12 en 13 van de Kamervragen van het lid Wilders (PVV) van 14 juni 2019 en in de aanbiedingsbrief bij de beantwoording van de Kamervragen van het lid Wilders van 3 juli 2019 doelt op het geven van een zienswijze over de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan de verdenking. Dit vindt plaats in een verhoor van verdachte, in de zin van het Wetboek van Strafvordering.
Naar aanleiding van onderhavige vragen heeft het OM mij nogmaals laten weten dat het gebruikelijk is dat ten aanzien van (vrijwel) alle strafrechtelijke onderzoeken voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding de verdachte wordt verhoord. Een uitzondering op dit principe zal zich bijvoorbeeld voordoen als een verdachte onvindbaar is.
Zie antwoord vraag 2.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Groothuizen (D66) en van Dam (CDA) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het fenomeen «voorgenomen beslissing» (ingezonden 18 oktober 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.