Ingediend | 3 oktober 2019 |
---|---|
Beantwoord | 11 oktober 2019 (na 8 dagen) |
Indieners | Peter Kwint , Paul van Meenen (D66) |
Beantwoord door | Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z18777.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-323.html |
De afgelopen jaren is het totaal aantal docenten in het mbo toegenomen. De toename van het aantal docenten in de laagste schaal kan veel verschillende redenen hebben. Het kan bijvoorbeeld te maken hebben met het vertrek van oudere docenten, waar jongere docenten die (voorlopig) instromen in een lagere schaal, voor in de plaats zijn gekomen. Er is geen directe link te zien met de financiële reserves die instellingen hebben.
We zien dat de afgelopen jaren de financiële reserves bij mbo-instellingen oplopen, bijvoorbeeld met als doel om te investeren in huisvesting in verband met het Klimaatakkoord. Daarom doet de Inspectie van het Onderwijs op dit moment hier nader onderzoek naar (waarvan de resultaten in het voorjaar van 2020 bekend zullen zijn) en voer ik op het moment het gesprek met de sector om de reserves beter in verhouding te brengen met de specifieke risico’s die er zijn, om zo te voorkomen dat mbo-instellingen grotere reserves aanhouden dan nodig.2 Later deze maand maar wel voor de begrotingsbehandeling van OCW zullen de Minister voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media en ik u een brief sturen met daarin de cijfers over de financiële posities van onder andere de mbo-instellingen in 2018.
Hierop is geen eenduidig antwoord te geven, omdat er tussen instellingen grote verschillen te zien zijn in zowel de omvang van de reserves als in waarom deze reserves er zijn. Wel geldt dat in z’n algemeenheid dat reserves niet worden ingezet voor collectieve salarisverhogingen. Individuele werkgevers kunnen uit de reserves eventueel wel individuele toelagen of salarisverhogingen toekennen.
Ik vind het positief dat ondernemingsraden kritisch zijn op of en hoe afspraken worden doorvertaald binnen de mbo-instellingen. Dit maakt deel uit van het takenpakket van een ondernemingsraad.
Wat betreft dit rapport geldt dat de resultaten zijn gebaseerd op openbare gegevens. Dat betekent echter niet dat de middelen die beschikbaar zijn vanuit het convenant Leerkracht niet door de instellingen zijn en worden besteed aan de doelen waarvoor zij het hebben ontvangen.
Deze uitspraak laat ik aan de MBO Raad. Ik ga wel graag het gesprek aan met de MBO Raad en de vakbonden over de uitkomsten van de verkenning van het Platform Medezeggenschap mbo.
Ik deel deze analyse niet. Het extra geld dat op basis van het convenant Actieplan Leerkracht van Nederland beschikbaar wordt gesteld, wordt volgens de verantwoording van de mbo-instellingen besteed waaraan het moet worden besteed, bijvoorbeeld voor het plaatsen van docenten in een hogere schaal en het aannemen van extra onderwijsgevenden. Het is goed dat de medezeggenschap daar binnen de betreffende instelling alert op is en blijft en indien nodig haar bestuurders er op aan spreekt, wanneer dit in de toekomst niet meer zo is.
Daarbij geldt dat er ook onderscheid gemaakt moet worden tussen scholen binnen en buiten de Randstad. Immers, alleen de mbo-scholen binnen de Randstad (26 van de 65 mbo-scholen) hebben extra middelen ontvangen voor het verhogen van het aantal docenten in hogere schalen. Bij deze scholen is sinds 2008 wel een stijging van het aantal docenten met een LC- en LD-schalen.
Zoals gemeld bij het antwoord op vraag 5, deel ik deze analyse niet.
Het doel van het gesprek met de ondertekenaars van het convenant is om te achterhalen of alle ambities uit het convenant zijn behaald en zo nee, wat daarvoor dan de redenen zijn. De afspraken waar het gaat om het terugbrengen van het aantal periodieken per schaal in de cao en de koppeling tussen het toekennen van periodieken en de cyclus van functionerings- en beoordelingsgesprekken zijn behaald. Tegelijkertijd zien we dat, terwijl het extra geld wel wordt besteed aan de geformuleerde doelen en het totaal aantal docenten in de sector toeneemt, het percentage docenten in de LB-schaal is toegenomen, terwijl het percentage docenten in hogere schalen juist daalt. In het gesprek zal duidelijk moeten worden wat de reden hiervan is. Afhankelijk van de uitkomsten van dit overleg, zal nader bezien worden welke vervolgacties nodig zijn. Daarbij is ook relevant dat er voor 2020 al een evaluatie gepland stond voor de salarismix in de randstadregio’s in het mbo.
Ik ben voornemens om in ieder geval het gesprek aan te gaan met de partijen met wie in 2008 het convenant is afgesloten, zijnde (wat betreft het mbo) de MBO Raad en de vakbonden.