Ingediend | 2 oktober 2019 |
---|---|
Beantwoord | 18 oktober 2019 (na 16 dagen) |
Indiener | Isabelle Diks (GL) |
Beantwoord door | Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z18623.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-377.html |
Ja.
Jaarlijks starten we als Defensie tien tot twintig nieuwe Research & Development (R&D)-programma’s op velerlei gebieden. Deze programma’s duren circa vier jaar. Het genoemde rapport maakte onderdeel uit van het TNO kennisopbouw-programma V936 «Militaire Toxicologie». Dit programma liep van 2009 tot en met 2012. Het doel van dit R&D-programma was om via toegepast en verkennend wetenschappelijk onderzoek, kennis op te bouwen op het gebied van militaire toxicologie. Het testen van nieuwe technieken voor monstername en analysemethoden was één van de aandachtspunten. De kennis uit dergelijke R&D-programma’s gebruikt Defensie onder meer voor de aanschaf van materieel en het opzetten van opleidingen. Om de hiervoor gebruikte technologieën te testen zijn onder gecontroleerde condities in een afgesloten ruimte beproevingen uitgevoerd waarbij de meetapparatuur en de meetmethoden zijn getest bij een gesimuleerde burnpit. De condities waaronder is gemeten, zijn niet representatief voor de blootstelling tijdens missies waardoor geen conclusies getrokken kunnen worden over de mogelijke gezondheidsrisico’s tijdens missies. Gezien de opzet en de doelstelling van het TNO-onderzoek, het testen van monstername en analyse methodes, was er geen aanleiding om de Kamer te informeren over de resultaten. Achteraf gezien was het waarschijnlijk beter geweest het rapport openbaar te maken.
Zie antwoord vraag 2.
Ja. In de bijlage treft u het rapport aan dat inmiddels openbaar is gemaakt.2
Met mijn Kamerbrief (Kenmerk 35 000-x-133) d.d. 18 april jl. heb ik u geïnformeerd over de literatuurbeschouwing die het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) heeft uitgevoerd naar 46 publicaties en rapporten burnpits, de uitstoot van burnpits en de eventueel daaraan gerelateerde klachten. Veel van de publicaties en rapporten die zijn opgenomen in de literatuurlijst zijn open bronnen. Een aantal (internationale) publicaties en rapporten dat is gebruikt voor de literatuurbeschouwing worden echter beschermd door auteursrechten. Tot slot is gebruik gemaakt van een rapport van het Belgische Ministerie van de Defensie. Hiervoor is inmiddels een verzoek ingediend bij het Belgische Ministerie van Defensie om dit rapport vertrouwelijk te mogen delen met de Kamer.
Defensie heeft de Kamer toegezegd om de uitgevoerde literatuurbeschouwing te laten valideren door een externe partij. Defensie is na het publiceren van het rapport van het CEAG in contact getreden met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM heeft na overleg met Defensie aangegeven de validatie niet te kunnen uitvoeren. Dit heeft ons gedwongen om nieuwe gerenommeerde instellingen aan te schrijven. Op dit moment is het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht als enige partij over en zijn we bezig met de aanbestedingsprocedure.
Het validatieonderzoek heeft tot doel de uitkomsten van de literatuurbeschouwing en de meldingen van het meldpunt Burnpits van het CEAG van 8 april 2019 en de daarin opgenomen literatuurstudies in het geheel te toetsen. Er is niet gevraagd specifiek te kijken naar (mogelijke) deelaspecten van de beschreven studies.