Ingediend | 27 september 2019 |
---|---|
Beantwoord | 7 oktober 2019 (na 10 dagen) |
Indiener | Maarten Hijink |
Beantwoord door | Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z18244.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-274.html |
De oproep om een pas op de plaats te maken was ingegeven vanuit de zorgen van de betrokken partijen en hun achterban over de voorgenomen overgangsregeling en het wetsvoorstel omtrent de regieverpleegkundige. Hoewel de betrokken partijen in eerste instantie een wettelijke regeling verlangden, bleek hun achterban toch kritisch op voornoemde punten. In dat kader heb ik prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan als verkenner aangesteld. De heer Rinnooy Kan verkent met betrokken partijen in hoeverre er draagvlak is voor een wetsvoorstel terzake en zo nee welke alternatieven op landelijk niveau er dan zijn voor functiedifferentiatie van verpleegkundigen. Parallel aan deze verkenning heb ik aangegeven dat ik het wetsvoorstel rondom de regieverpleegkundige in deze vorm «niet zie vliegen». Na ontvangst van de resultaten van de verkenning een dezer dagen zal ik uw Kamer informeren over de bevindingen van de heer Rinnooy Kan en over hoe verder met het wetsvoorstel.
Het staat individuele werkgevers vrij om ontwikkelingen binnen hun functiegebouw te verkennen en wijzigingen door te voeren binnen hun functiegebouw. Dit gebeurt al jaren in verschillende vormen, onder andere via proeftuinen. De Raad van Bestuur van het Amsterdam UMC heeft in zijn reactie op het artikel in de Zorgkrant aangegeven het logisch te vinden, dat de verpleegkundige functies mee-ontwikkelen met de ontwikkelingen in hun organisatie.2
Zie antwoord vraag 1.
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 1 en 2 heeft de pas op de plaats betrekking op het wetsvoorstel en niet op initiatieven van of instructies aan individuele werkgevers. Het creëren van functies is een aangelegenheid van werkgevers en moet dan ook los worden gezien van het wetsvoorstel, waarmee slechts een onderscheid tussen mbo- en hbo-verpleegkundigen in het BIG-register werd beoogd. Nogmaals, aan dat wetsvoorstel lag een «langgekoesterde wens» van betrokken partijen ten grondslag.
Ik heb geen zicht op de ontwikkelingen rondom de functiegebouwen bij alle werkgevers in Nederland. Ik zal hier ook geen onderzoek naar doen, omdat het aanpassen van functiegebouwen een aangelegenheid is van werkgevers. Ik ga ervan uit dat werkgevers hun werknemers nauw betrekken bij aanpassingen in hun functiegebouw. Blijkens de reactie van de Raad van Bestuur van het Amsterdam UMC zijn VAR’s (verpleegkundige Adviesraden) en de OR’en ook betrokken. In de proeftuinen wordt, aldus de Brancheorganisaties Zorg, verder veel aandacht besteed aan dialoog met de verpleegkundigen zelf over de nieuwe manier van werken.
Nee, zoals aangegeven gaan werkgevers over de totstandkoming en de opbouw van de functiegebouwen. Er bestaan al jaren op verschillende plekken initiatieven om naar behoefte van de desbetreffende organisaties verbeteringen aan te brengen in de functies. Dat is ook belangrijk om de inzet van alle werknemers te laten aansluiten op de benodigde werkzaamheden en verbetering van de (toekomstige) zorgverlening aan de patiënt.