Kamervraag 2019Z17261

De uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patiënte

Ingediend 16 september 2019
Beantwoord 14 oktober 2019 (na 28 dagen)
Indiener Kees van der Staaij (SGP)
Beantwoord door Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA)
Onderwerpen ethiek zorg en gezondheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z17261.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-344.html
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Den Haag (11 september jl.) inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patiënte?1

    Ja, ik ben met de uitspraak bekend.

  • Vraag 2
    Is inmiddels bekend of het Openbaar Ministerie in hoger beroep zal gaan tegen deze uitspraak?

    Op 26 september jl. is bekend gemaakt dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet in hoger beroep gaat. Wel heeft het OM de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad verzocht om cassatie in het belang der wet in te stellen in bovengenoemde zaak. De Procureur-Generaal (hierna: P-G) is voornemens aan het verzoek van het OM gevolg te geven. De vordering van de P-G wordt naar verwachting in de maand december van dit jaar ingesteld. Dit betekent dat de P-G bij de Hoge Raad rechtsvragen kan stellen aan de Hoge Raad, waar de Hoge Raad zich over zal kunnen uitspreken.
    Als er in een bepaalde zaak geen hoger beroep of beroep in cassatie wordt ingesteld, dan kan de Hoge Raad niet zelf oordelen over de in die zaak door een lagere rechter beoordeelde rechtsvragen. Toch kan in het algemeen belang beantwoording van een rechtsvraag door de Hoge Raad wenselijk zijn. In dat geval biedt de wet aan de P-G de mogelijkheid bij de Hoge Raad een cassatieberoep in het belang der wet in te stellen (artikel 78, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
    Het gaat in bovengenoemde zaak onder meer om beantwoording van vragen rond wilsbekwaamheid van dementerende mensen, de betekenis van een schriftelijke wilsverklaring en om de zorgvuldigheidseisen die bij toepassing van euthanasie gelden. In het algemeen belang is behoefte aan meer duidelijkheid op deze punten inzake euthanasie om op die manier rechtszekerheid te krijgen voor artsen en patiënten. Ook voor het maatschappelijke en politieke debat is het van belang om zoveel mogelijk helderheid over de uitleg van de wet te krijgen.
    Een uitspraak van de Hoge Raad in een zaak waarin sprake is van een cassatie in het belang der wet heeft geen rechtsgevolgen voor de betrokken partijen. Voor de arts in de zaak in kwestie betekent dit dat haar zaak hiermee tot een definitief einde is gekomen. In afwachting van het arrest van de Hoge Raad schort het OM de beoordeling van andere lopende euthanasiezaken op, wanneer in die zaken dezelfde rechtsvragen aan de orde zijn.

  • Vraag 3
    Kunt u aangeven wat deze uitspraak betekent voor de beoordelingspraktijk van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg? Deelt u de mening dat de toetsingspraktijk onveranderd dient te blijven zolang de uitspraak nog niet onherroepelijk is?

    Ik deel uw mening in zoverre dat de uitspraak van de Hoge Raad moet worden afgewacht en daarna gevolgd dient te worden. De uitspraak zal voor zowel de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie als het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg leidend zijn. De RTE toetst immers aan de wet (en daaraan verbonden jurisprudentie). Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg kijkt, als tuchtrechtsprekend orgaan, naar de wetgeving en jurisprudentie, maar ook naar bestaande medisch professionele normen.

  • Vraag 4
    Wat is uw reactie op de opmerkingen van ethicus Theo Boer en specialist ouderengeneeskunde Bert Keizer dat door deze uitspraak de druk van familieleden op artsen zal toenemen om over te gaan tot euthanasie?2

    Euthanasie kan slechts op het vrijwillige en weloverwogen verzoek van de patiënt zelf. Wel kunnen familieleden de wilsverklaring van de patiënt onder de aandacht brengen van de arts, als de patiënt zelf niet meer om euthanasie kan vragen. Een arts is niet verplicht om een euthanasieverzoek in behandeling te nemen, ook niet met deze uitspraak.

  • Vraag 5
    Ziet de regering in deze uitspraak aanleiding om, vooruitlopend op een eventueel hoger beroep, de Euthanasiewet aan te passen, om ondubbelzinnig vast te leggen dat niet alleen de schriftelijke verklaring, maar ook de actuele situatie dient te worden meegewogen?

    Mij past terughoudendheid wat betreft een inhoudelijke reactie. Zoals ik aangaf in het antwoord op vraag 3 dient de uitspraak van de Hoge Raad te worden afgewacht.
    Los van deze casus, wordt het meenemen van de actuele situatie al geborgd in de huidige wetgeving. Op basis van artikel 2, tweede lid, van de Wtl, kan een arts aan een schriftelijk euthanasieverzoek gevolg geven, indien een patiënt toen hij nog wilsbekwaam ter zake was een dergelijk schriftelijke verzoek tot levensbeëindiging heeft opgesteld. De zes zorgvuldigheidseisen uit de Wtl zijn dan van overeenkomstige toepassing. Bijvoorbeeld de zorgvuldigheidseis dat de arts tot de overtuiging is gekomen dat er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. De arts komt tot de overtuiging dat aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan, op basis van zijn eigen beoordeling van de situatie, overleg met andere hulpverleners die met de patiënt een behandelrelatie hebben of hadden en indien aangewezen overleg met familie en naasten. Ook wordt altijd een tweede arts geconsulteerd, die tevens bekijkt of het euthanasieverzoek voldoet aan de zorgvuldigheidseisen.

  • Mededeling - 2 oktober 2019

    De vragen van het Kamerlid Van der Staaij (SGP) over de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patiënte (2019Z17261) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat er onvoldoende tijd is om de beantwoording van de Kamervragen af te stemmen met de betrokken partijen, op een manier dat de huidige stand van zaken meegenomen kan worden. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de Kamervragen doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2019Z17261
Volledige titel: De uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patiënte
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20192020-344
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij over de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patiënte