Ingediend | 19 juli 2019 |
---|---|
Beantwoord | 16 september 2019 (na 59 dagen) |
Indiener | Maarten Hijink |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | jongeren zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z15263.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3983.html |
Eerder heb ik uw Kamer geïnformeerd over financiële ontwikkelingen bij jeugdhulpaanbieder Juzt3. Daarbij heb ik aangeven dat het bestuur van Juzt gemeenten in december 2016 heeft geïnformeerd over financiële ontwikkelingen bij Juzt. Het Ministerie van VWS is daarvan destijds ook op de hoogte gebracht. Gemeenten in de regio West-Brabant-West en Juzt zijn intensief in gesprek gegaan. De regio heeft begin 2017 besloten om tot bevoorschotting over te gaan om zo de zorg voor vrouwen en kinderen te kunnen garanderen.
Met het oog op de borging van de continuïteit van jeugdhulp heeft het Ministerie van VWS op grond van de beleidsregels «Bijzondere Transitiekosten Jeugdwet» eind 2017 aan Juzt een subsidie verstrekt, welke in 2018 is herzien. Dit voor frictiekosten als gevolg van een reorganisatie bij Juzt. Eind 2018 heeft Juzt zelf geconcludeerd dat het niet zelfstandig verder kan en is Juzt op zoek gegaan naar een fusiepartner.
In april bleek dat de fusie geen doorgang vond en dat de financiële positie van Juzt verder verslechterde. De huidige organisatie is niet meer levensvatbaar. Zelfs na meerdere bestuurswisselingen is het niet meer gelukt de organisatie gezond te krijgen. Omdat Juzt niet meer zelfstandig verder kan, hebben Juzt en West-Brabantse gemeenten in de periode april tot en met juni 2019 gezocht naar een oplossing om de continuïteit van zorg te borgen, die in het belang is van jeugdigen, vrouwen in de opvang en het personeel. Gezien de kwetsbaarheid van de cliënten en het beperkte aanbod van complexe jeugdhulp en vrouwenopvang in de regio is het noodzakelijk dat overdracht van zorg zorgvuldig en gecontroleerd plaatsvindt. Gemeenten en Juzt hebben een plan opgesteld voor gecontroleerde afbouw van de organisatie en een gecontroleerde zorgoverdracht. Gemeenten dragen financieel bij aan de uitvoering van dit plan.
Voor gecontroleerde zorgoverdracht is het nodig dat alle partijen in deze bijzondere situatie hun verantwoordelijkheid nemen. Daarom heb ik op dinsdag 9 juli 2019 met Juzt, West-Brabant-Oost en West-Brabant-West bestuurlijke afspraken gemaakt. Het Ministerie van VWS is vanuit haar rol als stelselverantwoordelijke bij deze afspraken betrokken, zorgcontinuïteit voor alle kinderen is hierbij leidend.
Het is mij bekend dat de financiële situatie van bepaalde (boven)regionale specialistische jeugdhulpaanbieders zorgelijk is. De situatie bij deze aanbieders is op dit moment niet zo ernstig als bij Juzt en verschilt onderling.
Signalen rond de financiële ontwikkelingen van jeugdhulpaanbieders neem ik zeer serieus vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend. Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht en zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van jeugdhulp. Bestuurders van aanbieders dragen zorg voor continuïteit van de organisatie en het waarborgen van de kwaliteit van zorg.
Om financiële en organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit van zorg tijdig te kunnen signaleren, is binnen het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd afgesproken dat er een early warning instrument komt. De VNG heeft inmiddels een instrument ontwikkeld dat input levert voor het inhoudelijke periodieke gesprek tussen een accounthoudende regio met aanbieders van specialistisch veel of weinig voorkomende jeugdhulp over signalen die wijzen op risico’s van continuïteit. De VNG zal deze zomer de accounthoudende regio’s en aanbieders begeleiden bij de voorbereiding van de invoering van een early warning instrument.
Aanvullend daarop laat de Jeugdautoriteit (JA) op dit moment een analyse uitvoeren naar de financiële positie van (boven)regionale specialistische jeugdhulpaanbieders op basis van de jaarrekeningen 2017 en 2018. De analyse is in opzet gelijk aan de inventarisatie die de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) heeft benut voor haar haar vierde jaarrapportage (van maart 2018). De JA zal de analyse beoordelen. Als daartoe aanleiding is, zal de JA met bepaalde jeugdhulpaanbieders en gemeenten in gesprek gaan.
Ik ben me ervan bewust dat nog niet alle kinderen, ouders en professionals zich merkbaar en meetbaar beter ondersteund voelen. In de voortgangsrapportage «Zorg voor de Jeugd» die ik uw Kamer op 7 juni jl. heb doen toekomen zijn de eerste tekenen van de transformatie zichtbaar6.
Dat nu meer kinderen en gezinnen eerder in beeld komen en hulp krijgen strookt met de bedoeling van de Jeugdwet. Dat heeft er echter wel toe geleid dat het budget nu in veel gemeenten niet toereikend is. Naar aanleiding van het financieel verdiepend onderzoek jeugd, dat uw Kamer op 24 april jl. heeft ontvangen, heeft het kabinet besloten om gemeenten met € 1.020 miljoen extra tegemoet te komen (2019 € 420 miljoen extra en in 2020 en 2021 jaarlijks € 300 miljoen extra).
Extra geld alleen is niet voldoende. Er zijn ook organisatorische verbeteringen nodig. Met gemeenten heb ik bestuurlijke afspraken in de maak hoe we het jeugdstelsel effectiever, efficiënter en beter kunnen maken.
Verder ondersteun ik gemeenten, aanbieders en professionals om de jeugdhulp te verbeteren met:
Zie antwoord vraag 4.