Ingediend | 18 juli 2019 |
---|---|
Beantwoord | 16 september 2019 (na 60 dagen) |
Indiener | René Peters (CDA) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | jongeren zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z15237.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3984.html |
Het is mij bekend dat de financiële situatie van bepaalde (boven)regionale specialistische jeugdhulpaanbieders zorgelijk is. De situatie bij deze aanbieders is verschillend en (op dit moment) niet zo ernstig als bij Juzt. De Jeugdautoriteit is betrokken. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend.
Signalen rond de financiële ontwikkelingen van jeugdhulpaanbieders neem ik zeer serieus vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke. Zorgcontinuïteit is hierbij leidend. Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht en zijn verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van passende jeugdhulp. Bestuurders van aanbieders dragen zorg voor continuïteit van de organisatie en het waarborgen van de kwaliteit van zorg.
Om financiële en organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit van zorg tijdig te kunnen signaleren, is binnen het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd afgesproken dat er een early warning instrument komt. De VNG heeft inmiddels een instrument ontwikkeld dat input levert voor het inhoudelijke periodieke gesprek tussen een accounthoudende regio met aanbieders van specialistisch veel of weinig voorkomende jeugdhulp over signalen die wijzen op risico’s van continuïteit. De VNG zal deze zomer de accounthoudende regio’s en aanbieders begeleiden bij de voorbereiding van de invoering van een early warning instrument.
Mocht er inderdaad sprake zijn van financiële en/of organisatorische problemen die kunnen leiden tot discontinuïteit van zorg, dan zal in eerste instantie het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ) in actie komen. Het OZJ is sinds 1 januari 2019 operationeel en biedt onder andere eerstelijns bemiddeling bij geschillen tussen gemeenten en aanbieders.
Als het OZJ geen soelaas biedt, kan sinds 1 januari 2019 geëscaleerd worden naar de Jeugdautoriteit (JA). De JA heeft vier taken:
Bijdragen aan borging van de continuïteit van cruciale jeugdhulp door te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp of gemeenten aan te spreken rond continuïteitsvraagstukken.
Voorbereiden, indien aan de orde, van bestuurlijke maatregelen door de Minister voor Rechtsbescherming of mijzelf.
Mij adviseren over lopende aanvragen en herzieningsverzoeken in het kader van de subsidieregeling «Bijzondere transitiekosten Jeugdwet» (TAJ-regeling).
Signaleren en monitoren van financiële ontwikkelingen rond het Zorglandschap Jeugdhulp. De Minister voor Rechtsbescherming en ik kunnen de JA vragen om onderzoek te doen naar vraagstukken rond het Zorglandschap Jeugdhulp.
De JA werkt aan een ontwikkelagenda om het doel en de taken van de Jeugdautoriteit verder vorm te geven en instrumenten te ontwikkelen ten behoeve van de continuïteit van jeugdhulp en het voorkomen van schoksgewijze bewegingen in het zorglandschap. De ervaringen en aanbevelingen van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) vormen samen met de korte ervaring van de JA een belangrijke aanleiding voor de Ontwikkelagenda JA. De evaluatie van de TAJ die dit jaar wordt afgerond, vormt mede input voor de Ontwikkelagenda Jeugdautoriteit. De ontwikkelagenda wordt in de tweede helft van dit jaar verder vormgegeven in afstemming met gemeenten en aanbieders.
Verder heb ik met gemeenten afgesproken om € 20 miljoen uit de extra beschikbare middelen voor gemeenten te positioneren bij de Jeugdautoriteit. Dit bedrag is bedoeld om de mogelijkheid te hebben om tijdelijke liquiditeitssteun toe te kennen als de zorgcontinuïteit daadwerkelijk in gevaar komt. De middelen kunnen na advies van de Jeugdautoriteit en akkoord van gemeenten worden ingezet en dienen te worden terugbetaald.
Naar ik heb begrepen van de betreffende wethouder in Oosterhout, heeft hij andere uitspraken gedaan. Concreet is aangegeven dat bij de overname van jeugdhulp door andere aanbieders, indien nodig, ruimte is met hen in gesprek te gaan over de tarieven. Daarbij is overigens ook aangegeven dat de bedrijfsvoering van Juzt en de daarmee vergezeld gaande kostprijzen niet maatgevend zijn voor de uitspraak dat de tarieven niet toereikend zouden zijn. Volgens de betreffende wethouder zijn er aanbieders die de jeugdhulp voor deze tarieven weten uit te voeren.
Ik onderschrijf het belang voor alle betrokkenen om te leren van zaken die beter zouden kunnen en dat deze inzichten van waarde kunnen zijn voor gemeenten, jeugdhulpaanbieders en het Rijk. Op dit moment zetten gemeenten in de regio’s West-Brabant-Oost en West-Brabant-West en Juzt, met ondersteuning van mij, primair in op het borgen van de continuïteit van zorg voor alle vrouwen en kinderen die hulp ontvangen vanuit Juzt. Als de overdracht van zorg geborgd is, kan worden bezien of een onderzoek naar de oorzaken nodig is. Momenteel zie ik geen meerwaarde in een onderzoek naar de oorzaken ten opzichte van hetgeen nu al bekend is.
Zie antwoord vraag 4.