Ingediend | 9 juli 2019 |
---|---|
Beantwoord | 6 september 2019 (na 59 dagen) |
Indieners | René Peters (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66), Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z14852.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3863.html |
Ja, er zal in totaal ongeveer 420 miljoen euro uitbetaald worden.
Ja.
Alleen de ouder die recht heeft op de nabetaling (dat is volgens artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget de ouder wiens recht op kinderbijslag werd uitbetaald conform het gestelde in artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet, zie ook het antwoord op de vragen 5 en 6) ontvangt een beschikking. Als de andere ouder de toeslagpartner is van de ouder die de nabetaling ontvangt, dan kan de andere ouder indien zij een gezamenlijke huishouding hebben bezwaar maken tegen uitbetaling bij de Belastingdienst.
De ouder die op grond van het uitbetaalde recht op kinderbijslag in de betreffende periode aanspraak had op het kindgebonden budget, is ook de ouder die het volledige bedrag van de nabetaling van kindgebonden budget over de desbetreffende periode ontvangt. Het kindgebonden budget kan niet gesplitst worden uitbetaald. Dat geldt ook voor deze nabetaling.
Ja, beide situaties kunnen voorkomen. Vanaf de introductie is de verstrekking van het kindgebonden budget en zijn voorloper de kindertoeslag gekoppeld aan de uitbetaling van de kinderbijslag. De kinderbijslag is gekoppeld aan een verzekerde ouder, dat houdt in dat een persoon verzekerd is als diegene ingezetene is van Nederland of loonbelasting betaalt (of in het geval van een zelfstandige inkomstenbelasting). Daarmee is de verzekerde ouder in principe rechthebbende voor de kinderbijslag. Om echter dubbele uitbetaling te voorkomen, is in de AKW in artikel 18 bepaald dat het ouderpaar – als sprake is van een gezamenlijke huishouding – één ouder aanwijst wiens recht wordt uitbetaald. Als het kind tot het huishouden behoort van één ouder wordt diens recht uitbetaald. Ook als het kind niet thuis woont, zijn er regels voor de uitbetaling. Het kindgebonden budget wordt (overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Wet op het kindgebonden budget) uitbetaald aan de ouder die in de betreffende periode het recht op de kinderbijslag kreeg uitbetaald. Omdat de uitbetaling van kindgebonden budget ziet op de nabetaling van een recht over een eerdere periode, wordt in lijn met de reguliere werkwijze bezien welke ouder op dat moment recht had op kinderbijslag. Dat is de ouder aan wie het kindgebonden budget wordt nabetaald.
Zie antwoord vraag 5.
In situaties dat de ouder die aanspraak maakt op de nabetaling van het kindgebonden budget is overleden dan zal de nabetaling (zoals gebruikelijk conform de regels die gelden bij erfrecht) uitbetaald worden aan de erven van de overleden ouder.
Polen
5.000
15,2 mln
Bondsrepubliek Duitsland
1.500
6,6 mln
België
1.500
6,9 mln
Verenigd Koninkrijk
300
0,7 mln
Turkije
300
0,3 mln
Spanje
300
0,8 mln
Curaçao
200
0,3 mln
Roemenië
200
0,5 mln
Verenigde Staten van Amerika
200
0,3 mln
Frankrijk
150
0,4 mln
Aantallen (en bedragen) afgerond op honderdtallen, omdat het een raming betreft. Zie voor de factoren die spelen bij deze raming ook het antwoord op vraag 9.
Anticumulatie gaat over het voorkomen van meervoudige rechten voor hetzelfde kind uit verschillende landen en via al of niet verschillende rechthebbenden. Over de werkwijze voor de gevallen waarin sprake is van anticumulatie tussen Nederlandse kindregelingen en kindregelingen in het buitenland, worden nog afspraken gemaakt tussen de Belastingdienst en de SVB. De uitwisseling van informatie over de rechten op gezinsuitkeringen in het buitenland, gezinsuitkeringen in het verleden en de herstelactie kindgebonden budget is complex vanwege de noodzaak om samen te werken tussen de SVB, de Belastingdienst/Toeslagen en de verschillende zusterorganen in het buitenland. Daar bovenop kunnen wettelijk gezien nabetalingen in Nederland tot vorderingen in het buitenland leiden. De praktische aanpak zal in overleg met de uitvoerders Belastingdienst/Toeslagen en de SVB bepaald worden.
Het beslagverbod geldt ook voor nabetalingen van het kindgebonden budget.
In situaties dat de ouder die de nabetaling ontvangt in de wettelijke schuldsanering zit, geldt de reguliere wet- en regelgeving omtrent schuldsanering. Dat betekent dat de nabetaling in de boedel valt. Bij de berekening van het Vrij Te Laten Bedrag (VTLB) zal met de nabetaling rekening worden gehouden of is al rekening gehouden met het recht op kindgebonden budget. Alle leden van de NVVK, branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren, volgen bij een minnelijke schuldregeling ook de methodiek van het VTLB.
Op 11 juli heeft de Staatssecretaris van Financiën aan uw Kamer een uitstelbrief gestuurd. Wel hebben wij deze vragen beantwoord voordat de Belastingdienst/Toeslagen start met uitbetaling in het kader van de hersteloperatie. Deze zal starten op 9 september met de eerste beschikkingen en de eerste uitbetalingen starten eind september.