Ingediend | 9 juli 2019 |
---|---|
Beantwoord | 26 augustus 2019 (na 48 dagen) |
Indiener | Kirsten van den Hul (PvdA) |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z14844.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3688.html |
Ik herken dat het lerarentekort op veel scholen een probleem is en het steeds moeilijker wordt om vacatures te vervullen. Dat blijkt ook uit de onderzoeken die ik jaarlijks aan uw Kamer stuur, de arbeidsmarktramingen en de arbeidsmarktbarometer. De definities en methoden zijn anders dan die in het onderzoek van de PO-Raad en daardoor zijn de uitkomsten niet goed vergelijkbaar.
Zie mijn antwoord op vraag 1. Het getal van 10.000 voltijdsbanen is gebaseerd op de arbeidsmarktramingen die in januari aan uw Kamer zijn gestuurd. Die ramingen houden geen rekening met ingezet beleid. Het tekort in 2027 is dus naar verwachting lager dan de ramingen voorspellen. In de komende ramingen worden de effecten van het ingezette beleid wel meegenomen.
Op alle scholen zijn voldoende en goede leraren nodig om goed onderwijs te kunnen geven. Daarom ondersteunen we scholen en gemeenten in de aanpak van het lerarentekort. Dat doen we onder meer door middel van een uitkering aan de G4 via het gemeentefonds. Schoolbesturen en lerarenopleidingen in de rest van het land kunnen subsidie aanvragen voor de specifieke aanpak van het lerarentekort in hun regio. Indien nodig kunnen zij van dat geld specifieke maatregelen treffen voor scholen met kwetsbare leerlingen.
De invloed van de hoogte van de beloning op de mobiliteit van leraren tussen het po, het (v)so en het vo is mij niet bekend. Ik heb wel gegevens over de mobiliteit. De afgelopen jaren zijn gemiddeld 400 leraren per jaar van het po naar het vo overgestapt. Dat is slechts 0,3% van het totaal aantal leraren in het po. Naar verhouding is het aantal leraren dat overstapt van het vo naar het po vergelijkbaar. Ook vanuit het (v)so is een vergelijkbaar aantal leraren in het (v)so naar zowel het po als het vo gegaan.
Er kunnen meerdere redenen zijn waarom leraren vanuit het po van sector wisselen naar het vo. Die kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met de inhoud van het vak, de schoolorganisatie of een volgende stap in de loopbaan, maar ook het salaris. Die overwegingen kunnen van persoon tot persoon verschillen. Zoals ik u heb gemeld in mijn brief «naar een aantrekkelijke arbeidsmarkt» d.d. 2 juli jl. zijn we voornemens om ons bevoegdhedenstelsel anders in te richten, zodat loopbaanstappen over de grenzen van sectoren en vakken heen makkelijker worden.
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Er worden momenteel gesprekken gevoerd over de uitvoering van de motie met onder andere de inspectie, de PO-Raad, de AOb en AVS. In het najaar informeer ik uw Kamer over de uitkomst. Ook zonder registratie is mij heel duidelijk dat het lerarentekort een groot probleem is. Daarom is de aanpak van het lerarentekort ook een prioriteit voor mij.
Op 9 juli jongstleden heeft het lid Van den Hul (PvdA) van uw Kamer schriftelijke vragen gesteld over de start van het nieuwe schooljaar van basisscholen en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs met meer vacatures dan vorig jaar (2019Z14844). Tot mijn spijt is zorgvuldige beantwoording binnen de gestelde termijn niet mogelijk. Ik zal de vragen zo snel mogelijk, maar in ieder geval voor het einde van het zomerreces beantwoorden.