Ingediend | 3 juli 2019 |
---|---|
Beantwoord | 3 oktober 2019 (na 92 dagen) |
Indieners | Nevin Özütok (GL), Attje Kuiken (PvdA) |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | bestuur organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z14271.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-212.html |
Ja.
Het bericht is inderdaad opvallend en heeft ook bij mij vragen opgeroepen. Om die reden heb ik de commissaris van de Koning, die een specifieke zorgplicht heeft om de bestuurlijke integriteit van de provincie te bevorderen (artikel 175, tweede lid, van de Provinciewet), om een ambtsbericht gevraagd. Daarbij heb ik de commissaris gevraagd om een feitenrelaas te geven, in te gaan op de rechtmatigheid van de gebeurtenissen en om specifiek in te gaan op het niet overnemen van de draaideurbepaling en een handelingsperspectief te schetsen. Ik heb op 24 juli 2019 het gevraagde ambtsbericht ontvangen en ga daar in onderstaande antwoorden verder op in.
Er is een wettelijke verplichting voor provincies, gemeenten en waterschappen om een gedragscode met integriteitsregels voor politieke ambtsdragers op te stellen. In een dergelijke gedragscode kan worden bepaald dat inhuur van oud-politici gedurende een periode na het aftreden niet gewenst is. In de modelgedragscode die door het Ministerie van BZK, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen is opgesteld, is een dergelijke voorbeeldbepaling opgenomen.
In mijn verzoek om ambtsbericht aan de commissaris van de Koning heb ik nadrukkelijk gevraagd of er sprake is van strijdigheid met wet- en regelgeving. Daartoe behoren ook de wettelijke aanbestedingsregels. In zijn ambtsbericht benadrukt de commissaris dat de provincie Limburg geen interne en Europese aanbestedingsregels heeft geschonden. Dat blijkt – zo stelt de commissaris – uit het in opdracht van het college van gedeputeerde staten jaarlijks verrichte onderzoek naar gerealiseerde aanbestedingsprocedures. De bevindingen van dit onderzoek worden aan de accountant en provinciale staten voorgelegd die de resultaten kunnen betrekken bij hun oordeel over de jaarrekening. In 2017 en 2018 zijn er in dit verband geen afwijkingen geconstateerd.
Volgens de provincie is de heer Janssen via een bedrijf door middel van een detachering driemaal ingehuurd voor opdrachten bij de provincie. De Provincie meldt dat er daarbij geen sprake is geweest van een schending van de Europese aanbestedingsregels. Wel is destijds gehandeld in strijd met de interne beleidsregels voor aanbestedingen van de Provincie Limburg. Er is toen namelijk gekozen voor een lichtere aanbestedingsprocedure dan die in beginsel op grond van de Beleidsregels aanbestedingen Provincie Limburg was voorgeschreven. Dit is in 2017 gecorrigeerd door middel van een besluit van gedeputeerde staten, waarin het college achteraf het niet aanvragen van meerdere offertes heeft geaccordeerd.
Ten aanzien van de opdrachten aan de voormalig gedeputeerde de heer Driessen heeft de Provincie geconcludeerd dat niet in strijd met de Europese aanbestedingsregels is gehandeld. Er was sprake van drie afzonderlijke opdrachten waarvan de totaalbedragen onder de Europese aanbestedingsgrens lagen. Gedeputeerde staten hebben op grond van de uitzonderingsbepaling in de interne aanbestedingsregels besloten om niet meerdere offertes aan te vragen.
De commissaris van de Koning meldt mij dat in artikel 2.3 van de Gedragscode bestuurlijke integriteit leden van gedeputeerde staten Provincie Limburg het volgende is bepaald: «Een bestuurder die familie- of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de provincie, onthoudt zich van deelname aan de beraadslaging en de besluitvorming over de betreffende opdracht.»
De heer Atsma is, zo vervolgt de commissaris, een bekende van de heer Koopmans. Van familie- of persoonlijke betrekkingen, zoals bedoeld in artikel 2.3 van de Gedragscode, is echter geen sprake volgens de provincie. Om die reden bestond er volgens de commissaris geen aanleiding voor de heer Koopmans zich te onthouden van deelname aan beraadslaging en besluitvorming. Om elke twijfel die er in dat verband zou kunnen rijzen weg te nemen, heeft de heer Koopmans ervoor gekozen het voorstel tot opdrachtverlening aan de heer Atsma volgens het «vier ogen principe» samen met een andere gedeputeerde tot stand te laten komen. Daarvan is ook expliciet melding gedaan in het betreffende voorstel. Op basis van het voorstel heeft het college van gedeputeerde staten vervolgens besloten.
Van de provincie heb ik begrepen dat de heer Verhagen de provincie desgevraagd heeft medegedeeld dat hij fungeert als adviseur van de VDL-groep in Eindhoven en hiervoor een jaarlijkse vergoeding krijgt. Voor de provincie is de heer Verhagen «24 uur per dag» en «365 dagen per jaar» ambassadeur voor de provincie Limburg. Voor deze dienstverlening krijgt hij een overeengekomen vergoeding, waarbij niet voor individuele activiteiten wordt gedeclareerd.
Vanuit de rol van ambassadeur voor de provincie Limburg is er, zo merkt de provincie op, geen «klus» geweest waarbij de heer Verhagen tevens vanuit zijn rol als adviseur van de VDL-groep betrokken was. De «lobby diensten» van de heer Verhagen inzake Nedcar zijn uitsluitend op verzoek van de Provincie Limburg en het Ministerie van EZK gedaan (o.a. het leggen van contacten voor Limburg in China).
Een situatie dat de heer Verhagen voor één en dezelfde klus zowel door de provincie als door VDL zou zijn betaald, is dus niet aan de orde volgens de provincie. Bij een dergelijke algemene vaste vergoeding zoals de heer Verhagen heeft ontvangen als ambassadeur voor de provincie Limburg, is het aannemen van een functie voor een specifiek bedrijf altijd een dilemma. Zeker als beide functies in elkaars werkgebied liggen. Dan verdient het wat mij betreft aanbeveling expliciet afspraken te maken over het uitsluiten van strijdige belangen en belangenverstrengeling te voorkomen, zoals dat ook is gedaan bij de inschakeling van de heer Verhagen als Bijzonder Vertegenwoordiger Industriële Inschakeling F35 namens de Staat (zie de beantwoording van vraag2.
Zoals in eerdere antwoorden op Kamervragen gemeld3, zijn de twee opdrachten verschillend van aard. De heer Verhagen is Bijzonder Vertegenwoordiger Industriële Inschakeling F35 namens de Staat. Deze opdracht houdt in een zo groot mogelijke participatie van in Nederland gevestigde bedrijven en instituten bij de ontwikkeling, productie en instandhouding van de F35 te bevorderen. Verder is hij voorzitter van de Regiegroep Economische Effecten F35 en adviseert hij de Interdepartementale Coördinatiegroep.
De heer Verhagen heeft ook een brede – niet op een bepaalde sector toegesneden – opdracht om als ambassadeur voor de Provincie Limburg onder meer deuren te openen en contacten te leggen voor Limburgse bedrijven. De Provincie Limburg is niet betrokken bij F35 opdrachten.
Bij de aanstelling van de heer Verhagen als Bijzonder Vertegenwoordiger zijn afspraken vastgelegd over het uitsluiten van strijdige belangen en belangenverstrengeling. Daarbij vindt uitvoerige afstemming over de activiteiten plaats met het Ministerie van EZK (Commissaris Militaire Productie) als opdrachtgever. Hierover wordt vervolgens via de reguliere jaarrapportages gerapporteerd. Op basis hiervan, en het beschreven verschil in beide opdrachten, is er geen aanleiding om aan te nemen dat er een dubbele betaling heeft plaatsgevonden.
Ik begrijp uit het ambtsbericht dat het college van gedeputeerde staten er steeds voor gekozen heeft de opdrachtverleningen, waarbij dit college direct betrokken is geweest, aan de rapportagelijsten met benoemingen toe te voegen en provinciale staten daarmee integraal te informeren. Dit, om in lijn met het Beleidskader benoemingen ook ter zake van de opdrachtverleningen door de provincie Limburg aan externe adviseurs volledige transparantie te betrachten. Hierbij gaat het dan voornamelijk om opdrachten inzake lobbyen en (strategisch) advieswerk. In de rapportages die provinciale staten hebben ontvangen, staan deze opdrachten uitdrukkelijk vermeld. Op verzoek van provinciale staten is in de rapportage over 2018 ook aangegeven in hoeveel gevallen gedeputeerde staten gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid om artikel 16 van de Beleidsregels aanbestedingen toe te passen. Dit artikel biedt gedeputeerde staten de mogelijkheid af te wijken van de beleidsregels.
De heer Van der Linden zet zich in voor de regionale economische belangen van de provincie Limburg. Hij spreekt daarbij niet namens het kabinet.
De activiteiten van de heer Van der Linden in Azerbeidzjan vinden plaats in goed overleg met de Nederlandse ambassade te Bakoe. Buiten bevordering van economische belangen draagt de heer Van der Linden geen formele diplomatieke boodschappen over namens de Nederlandse regering. Dit is voorbehouden aan de Nederlandse ambassadeur in Bakoe.
In het algemeen staat het decentrale overheden vrij contacten te onderhouden met overheden van andere landen. Uiteraard moeten zij zich daarbij rekenschap geven van eventuele beperkingen in de vorm van bijvoorbeeld sancties of embargo’s. Dergelijke contacten zijn een gebruikelijke gang van zaken en vinden wereldwijd voortdurend plaats op provinciaal, regionaal, stedelijk en gemeentelijk niveau. Zij kunnen een duidelijke meerwaarde hebben omdat het de verbondenheid van de Nederlandse samenleving met andere landen toont en verder inhoud geeft. Dit geschiedt bijvoorbeeld op initiatief van burgercomités en vaak ook met betrokkenheid van het bedrijfsleven. Daarbij brengen deze actoren geen diplomatieke en/of buitenlandpolitieke boodschappen over namens de Nederlandse regering. Dat is voorbehouden aan de Minister van Buitenlandse Zaken, eventuele relevante vakministers en de respectievelijke ambassades. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich in voor een consistent buitenlands beleid door coördinatie en overleg tussen voorgenoemde actoren met het ministerie en de relevante ambassades te bevorderen.
De commissaris van de Koning meldt in zijn ambtsbericht hierover dat in de provincie Limburg gedeputeerde staten mede op verzoek van provinciale staten werken aan economische structuurversterking en de daarbij behorende sociale agenda voor het optimaal vervullen van maatschappelijke opgaven en het benutten van economische kansen. De provincie Limburg heeft nadrukkelijk eigen (politiek-bestuurlijke) ambities op autonome beleidsvelden als economie, sport, cultuur, maatschappelijke organisaties en sociaal domein. Om die ambities te realiseren zetten gedeputeerde staten maximaal in op netwerken die hen kunnen helpen. Daarvoor moeten gedeputeerde staten – mede gelet op de internationale ligging van Limburg – doelgericht acteren binnen nationale, euregionale en internationale allianties en netwerken. Gedeputeerde staten werken hiervoor in alle openheid met adviseurs en zogenaamde «ambassadeurs» aan doelgerichte lobby, acquisitie en advieswerk. Hiervoor selecteren zij personen vanwege hun specifiek (inter)nationaal netwerk, bestuurlijke ervaring, relevante kennis en vaardigheden.
In Limburg kiezen gedeputeerde staten ervoor om de vier ambassadeurs rechtstreeks aan hen te binden. Zij doen dat via opdrachtverlening met een daaraan gerelateerde vergoeding en hanteren de daarbij geldende procedures. Met een rechtstreekse opdracht kunnen deze ambassadeurs namens Limburg handelen. Zij informeren het college van gedeputeerde staten periodiek over hun werkzaamheden en activiteiten en doen daarover verslag. Voor gedeputeerde staten zijn voormalige bewindspersonen of volksvertegenwoordigers sleutelfiguren bij het leggen van de verbinding tussen (internationale) kennisinstellingen, bedrijven en overheidsorganen op gebieden als automotive, aviation, health & life sciences en logistiek. De provinciale ambitie ten aanzien van innovatie en de implementatie van het topsectorenbeleid, gekoppeld aan de bredere doelstellingen rond bedrijfs- en exportbevordering van en naar Limburg, is gebaat bij een brede blik in binnen- en buitenland. De vier ambassadeurs zijn voor gedeputeerde staten een permanente vooruitgeschoven post op terreinen waar de provincie actief is. Ook informeren en adviseren zij de provincie Limburg over trends, actualiteiten en de te volgen strategie, mede op basis van hun ervaring. Daarnaast zetten gedeputeerde staten oud-bestuurders in als adviseurs voor majeure opdrachten of projecten, op basis van profielen en (eerder behaald) resultaat.
Ik deel deze mening. De overheid moet prioriteit geven aan het borgen van integriteit. Elke schijn van belangenverstrengeling moet worden voorkomen. De integriteit van de overheid is van essentieel belang voor het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur.
De integriteit van het openbaar bestuur staat bij mij hoog op de agenda. Daar zijn de andere overheden zich van bewust en zij werken daar ook aan mee. Dat geldt ook voor de provincie Limburg.
De integriteit van de provinciale bestuurder is primair de verantwoordelijkheid van de provincie. Het is aan de provincie om passende maatregelen te nemen. De commissaris van de Koning heeft daarbij een bijzondere verantwoordelijkheid. Ik verwacht dat hier in provinciale staten een debat over zal worden gevoerd en de provinciale democratie zelf zo nodig corrigerend optreedt. Een eerste debat heeft al plaatsgevonden.
Het provinciebestuur heeft inmiddels aangekondigd het beleid te willen herzien. De Zuidelijke Rekenkamer is gevraagd een onderzoek in te stellen. Dit is een belangrijke stap, die duidelijk maakt dat de provincie bereid is haar verantwoordelijkheid te nemen. De resultaten daarvan zullen moeten worden afgewacht.
Er zijn geen landelijke integriteitsregels die zien op oud-volksvertegenwoordigers en oud-bestuurders. In de Provinciewet, de Gemeentewet en de Waterschapswet zijn integriteitsregels opgenomen die uitsluitend zien op actieve volksvertegenwoordigers en bestuurders. Genoemde wetten kennen onder andere de verplichting om een gedragscode voor volksvertegenwoordigers en bestuurders op te stellen. Ik ga met de bestuurlijke koepels IPO, VNG en Unie van Waterschappen bekijken of de wetgeving en de modelgedragscode op het punt van oud-volksvertegenwoordigers en oud-bestuurders toereikend zijn of aanscherping zouden behoeven.
Het verder versterken van de integriteit van het openbaar bestuur is volop in ontwikkeling. Het belang van integere bestuurders en volksvertegenwoordigers staat hoog op de agenda.
Ik heb nieuwe integriteitsregels voor gemeenten en provincies aangekondigd in mijn brief aan de Tweede Kamer van 18 maart 2018.4
Naar aanleiding van de berichtgeving heb ik de commissaris van de Koning om een ambtsbericht verzocht. De informatie uit het ambtsbericht heb ik gebruikt om uw vragen te kunnen beantwoorden.
Uit het ambtsbericht maak ik op dat het college van gedeputeerde staten regelmatig gebruik maakt van zijn discretionaire bevoegdheid om de Beleidsregels aanbestedingen Provincie Limburg, specifiek het aanvragen van meerdere offertes, niet toe te passen als de opdrachtverlening oud-bestuurders en relaties betreft. Daarom ben ik van mening dat, om vragen over (schijnbare) belangenverstrengeling te vermijden, juist bij de opdrachtverlening aan dergelijke personen zoveel mogelijk uit zou moeten worden gegaan van het vragen van meerdere offertes. Is het college toch van oordeel dat er een uitzondering gemaakt moet worden, dan zouden de afwegingen die gedeputeerde staten ter zake maken, extra goed onderbouwd en maximaal transparant moeten zijn. Ik zal het college van gedeputeerde staten van deze bevinding in een brief op de hoogte stellen. Dat komt het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur ten goede.
De provincies kennen hun eigen democratische stelsel dat ook zijn eigen corrigerende werking en zelfreinigend vermogen moet kunnen hebben. Deze kwestie zal, naar ik heb begrepen, met provinciale staten worden besproken na ommekomst van het aangekondigde onderzoek van de Zuidelijke Rekenkamer.
Ja.
Hierbij bericht ik u dat de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden Özütok (GroenLinks) en Kuiken (PvdA) over het bericht «Limburg absolute koploper in verstrekken betaalde klussen aan oud-politici», ingezonden met kenmerk 2019Z14271, niet binnen de termijn kunnen worden beantwoord. Voor de beantwoording is meer tijd nodig. Ik heb naar aanleiding van de vragen een ambtsbericht gevraagd en intussen ontvangen. Een aantal van de vragen vergt interdepartementale afstemming. Ik verwacht u medio september 2019 te kunnen antwoorden.