Ingediend | 27 juni 2019 |
---|---|
Beantwoord | 23 september 2019 (na 88 dagen) |
Indieners | Wybren van Haga (VVD), Arne Weverling (VVD) |
Beantwoord door | Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
Onderwerpen | economie ondernemen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z13602.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20192020-86.html |
Ja.
Het creëren van een gelijk speelveld in de handelsrelatie met China en het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken door China zijn belangrijke doelstellingen van het kabinet, zoals ook geformuleerd in de Chinanotitie2. Zoals in de antwoorden op de vorige set Kamervragen van de VVD (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 2958, 11 juni 2019) aangegeven hebben de aandachtspunten voor de Nederlandse overheid in dat kader vooral betrekking op verschil in regelgeving ten aanzien van milieu en kwaliteitseisen. Daarnaast worden maatregelen genomen tegen onevenredig gunstige verzendingstarieven. De tarieven voor de afhandeling van Chinese pakketjes zijn sinds 2018 met 26% gestegen. Het totale verschil is in 2021 opgeheven: dan zijn de geldende tarieven voor China en geïndustrialiseerde landen geharmoniseerd (zie verder antwoord bij vraag 6). Bovendien zijn de servicekaders waar we het over hebben onvergelijkbaar. De overkomstduur van een pakket binnen Europa betreft enkele dagen, vanuit China zijn dit meestal meerdere weken. Ook verschilt de kwaliteit en beschikbaarheid van diensten als track & trace sterk.
Ook brancheorganisatie Thuiswinkel.org constateert dat de overeengekomen tariefaanpassingen in Wereldpostunie-verband en het afschaffen van de BTW vrijstelling leiden tot een gelijker speelveld. Thuiswinkel.org stelt wel dat export bevorderende subsidies die de Chinese overheid hanteert een aandachtspunt zijn. Daarnaast zijn voor Europese bedrijven de kwaliteits- en milieueisen waaraan producten moeten voldoen omvangrijker dan voor Chinese, wat ook een effect heeft op de prijs. In de China-strategie heeft het kabinet aangegeven in te zetten op het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken en daarbij te streven naar meer evenwicht en wederkerigheid in de handelsrelatie met China. Dat doet het kabinet door via de WTO, de EU en door in samenwerking met gelijkgezinde landen internationale druk uit te oefenen om China aan te sporen zich te houden aan internationale spelregels. Striktere handhaving en het gebruik van geschilbeslechting binnen de WTO horen daarbij.
Dit betreft bedrijfsvertrouwelijke informatie. Daarnaast is de afhandeling van de bezorging van pakketpost in Nederland verdeeld over meerdere pakketvervoerders. De Thuiswinkel Marktmonitor van april 2019 geeft wel informatie over totale online bestedingen in euro’s (25,7 mld) en het deel wat daarvan in Chinese webwinkels wordt besteed (namelijk 31% van de 880 mln die Nederlandse consumenten uitgeven aan online aankopen via anderstalige websites).3
Het aangehaalde persbericht betrof de klant AliExpress die er voor gekozen heeft om een deel van haar bestellingen door PostNL te laten verzorgen. Uit de Post- en Pakketmonitor van de ACM kan worden afgeleid dat het totaal volume van voor Nederland bestemde pakketten uit het buitenland in 2018 47 mln stuks bedroeg. Qua marktaandelen werd het grootste deel daarvan afgehandeld door UPS (25–30%), gevolgd door DPD en PostNL. Daarnaast is PostNL als UPD verlener 100% verantwoordelijk voor de stroom die op basis van de Wereldpostunie afspraken wordt afgehandeld (omdat de Wereldpostunie afspraken alleen gelden voor poststromen die worden bezorgd door de nationale postvervoerder die is aangewezen als UPD verlener).
Informatie over commerciële afspraken tussen partijen zijn bedrijfsvertrouwelijk en het publiek maken daarvan zou de internationale concurrentiepositie van PostNL schaden. Uit navraag bij PostNL blijkt dat de tarieven die worden gehanteerd voor zendingen van opdrachtgever Alibaba/AliExpress positief bijdragen aan het totale resultaat.
De afspraken die tussen postvervoerders op basis van het Wereldpostunie Verdrag gelden, zijn openbaar. De Wereldpostunie afspraken van 2016 hebben er toe geleid dat tussen 2018 en 2021 de tarieven die PostNL van ChinaPost ontvangt hoger zijn dan wat PostNL andersom afdraagt aan ChinaPost. Bovendien stijgen de tarieven die ChinaPost moet betalen jaarlijks met 13%. Alle afspraken die deel uitmaken van het Wereldpostunie Verdrag zijn bekrachtigd door de lidstaten.
China zit op dit moment in landengroep III van de Wereldpostunie, zoals uitgelegd in de antwoorden op de eerdere vragen van de VVD over dit onderwerp van 11 april 2019. Nederland behoort tot groep I. Het tariefsysteem bestaat uit een plafond (cap) en een bodem (floor) en is gerelateerd aan het geldende binnenlandse tarief. Op basis van de wijziging van de tariefafspraken die begin 2018 zijn ingegaan betaalt PostNL aan ChinaPost een vergoeding die ligt op het niveau van het zgn «floortarief» (de rode lijn in de onderstaande figuur). Dat tarief stijgt jaarlijks met 2,8%. ChinaPost betaalt PostNL op basis van het zgn. «captarief» dat geldt voor de groep III landen (de stippellijn). Dit tarief stijgt in vier jaar tijd met jaarlijks 13% totdat de captarieven van zowel de groep I als groep III landen op hetzelfde niveau liggen. Dit betekent dat het tarief dat ChinaPost aan de landen in groep I moet betalen voor het afhandelen van post in die landen tot 2021 op een hoger niveau ligt dan andersom (de rode lijn versus de stippellijn). In 2021 zijn zowel het plafondtarief als het bodemtarief voor alle landen geharmoniseerd, behalve voor de groep IV landen (ontwikkelingslanden). De tarieven die deze landen moeten betalen liggen op een lager niveau.
In de afgelopen jaren heeft het OM zich in de strafrechtelijke onderzoeken voornamelijk gericht op handelaren in merkvervalste goederen die hun handel vanuit Nederland dreven. In 2017 zijn door het Openbaar Ministerie 128 zaken op grond van artikel 337 Sr afgedaan, in 2018 waren dat er 100. In de vraag gaat het over brievenbuspakketten. Bij (kleine) postpakkethoeveelheden, die veelal aan particulieren zijn gericht, wordt in het algemeen niet strafrechtelijk ingegrepen. Dit heeft te maken met de door de wetgever gekozen vrijstelling van artikel 337 lid 2 Sr voor het in voorraad hebben van enkele vervalste waren/merken voor eigen gebruik. In die gevallen heeft de merkhouder een eigenstandige rol om zijn merkrechten te beschermen.
Op moment van schrijven lopen formele consultaties tussen de EU en China in WTO-verband over de vermeende gebrekkige bescherming van intellectueel eigendom door China. Consultatie is de stap die doorlopen moet worden voordat een panel kan worden ingesteld dat zich uitspreekt over het geschilpunt. De consultaties zijn gestart op 1 juni 2018.5
Voor niet-Wereldpostunie-stromen betreffen dit bedrijfsvertrouwelijke tarieven, die alleen bekend zijn bij de pakketvervoerder en hun klanten. Voor wat betreft de Wereldpostunie-stroom stijgen de tarieven voor China vanaf 2018 tot 2021 elk jaar met 13%. Inmiddels bedraagt de stijging dus 26%. Voor aangetekende post is sprake van een nog sterkere verhoging. In 2018 bedroeg deze 64% en daarna stijgt het tarief dat ChinaPost moet betalen voor aangetekende post met 8% per jaar. Hierbij dient opgemerkt te worden dat dit enkel de kosten van de distributie in Nederland betreft. De ontwikkeling van collectie-, handling- en transportkosten die in China worden gemaakt, is hierin niet meegenomen.
De gefaseerde tariefhervorming die in 2016 is afgesproken betekent dat China jaarlijks tot 2021 een steeds hoger tarief betaalt (zie het antwoord op vraag 6). Dit proces is pas in 2021 afgerond en tot die tijd ligt het tarief dus nog op een lager niveau dan het afgesproken doel van 2021.
In het geval van landen waar de binnenlandse bezorgkosten op een hoger niveau liggen dan de vergoeding die geldt tussen dat land en China is er sprake van een onevenwichtige situatie. Het kan daardoor voorkomen dat de vergoeding die landen ontvangen voor het bezorgen van de post daardoor niet altijd kostendekkend is. Veel landen zijn daarom voorstander van hogere tarieven. Daarom hebben de lidstaten van de Wereldpostunie in 2016 gestemd voor de afspraken waarbij het tarief dat Groep II en III landen betalen, waaronder dus ook China, gefaseerd gelijk wordt getrokken met de tarieven die de Groep I landen betalen. Hierdoor wordt de tariefongelijkheid tussen landen weggenomen en zal ook China meer gaan betalen. Een aantal landen, waaronder de VS, stelt nu dat dit proces niet ver genoeg gaat. Nederland is niet in staat om voor andere landen te beoordelen of en in hoeverre daarbij sprake is van een onredelijke situatie. Daarbij spelen namelijk allerlei factoren een rol, zoals de geografische omstandigheden in een land, de efficiëntie van de postvervoerder, of er sprake is van netto-import of -export van e-commerce pakketjes en de internationale commerciële positionering van de postvervoerder. Wel kan worden vastgesteld dat Nederland op deze factoren goed scoort, zoals eerder ook bleek uit de benchmarkstudie van de Wereldpostunie.6 In 2016 heeft Nederland voor de hervorming van de tariefafspraken gestemd, omdat de inkomende volumes vanuit China dusdanig toenamen, dat ook voor PostNL de te ontvangen vergoeding te laag dreigde te worden om de binnenlandse bezorgkosten op te vangen. Door de tariefverhoging van inmiddels 26% voor brievenbuspakjes en 64% voor aangetekende post is dit probleem in de Nederlandse situatie opgelost. De verhoging van de tarieven leidt in Europees kader tot een verbetering van het gelijk speelveld voor e-commerce aanbieders.
Het voorstel van de VS maakt het mogelijk dat de nationale postvervoerder ervoor kiest om zelf tarieven vast te stellen (zgn. «self declared rates») in plaats van het hanteren van de vastgestelde Wereldpostunie-tarieven. De enige regel die zou gelden is dat er per land een plafond wordt ingesteld op basis van de geldende binnenlandse losse posttarieven, om excessieve tarieven te voorkomen (eindkosten die in rekening worden gebracht mogen niet hoger zijn dan de geldende binnenlandse tarieven). Voorts zou dit nieuwe systeem al vanaf 1 januari 2020 moeten ingaan.
Het voorstel van de VS heeft een aantal negatieve consequenties:
In een studie naar het systeem van self declared rates stellen onderzoekers vast dat in geval van een forse stijging van de totale bezorgkosten (vanwege hogere tarieven, transactiekosten en het verleggen van handelsstromen), deze kosten zullen worden doorberekend aan de consument.
Als gevolg daarvan is de verwachting dat consumenten minder grensoverschrijdende e-commerce aankopen zullen doen.7
De Wereldpostunie-leden hebben besloten om eind september dit jaar tijdens een buitengewoon congres te stemmen over de voorliggende opties. Nederland heeft tot nu toe een voorkeur uitgesproken van de optie die uitgaat van versnelling van de in 2016 overeengekomen transitieafspraken waarbij de tarieven voor groep II en III landen (waaronder China) gelijkgetrokken worden met die van de groep I landen. Tweede onderdeel van deze optie is om verdere afspraken over gewenste tariefhervormingen pas te maken tijdens het reguliere congres in 2020, zodat zorgvuldige besluitvorming op basis van een gedegen impactanalyse kan plaatsvinden. Te drastische stappen tijdens het buitengewone congres van 24-26 september 2019 kunnen negatieve consequenties, die zijn geschetst in het antwoord op vraag 12, als gevolg hebben. Ik zal de Kamer informeren over de voortgang van dit proces.
De in 2016 gemaakte afspraken over de hervorming van het systeem van eindvergoedingen heeft de zorgen van Nederland over de disbalans van tarieven weggenomen. De nieuwe afspraken brengen het eindvergoedingensysteem in lijn met de impact van de sterke groei van de Chinese e-commerce markt op de bezorgkosten van de nationale postvervoerders. De eerdere zorgen van PostNL over de netto kosten die werden veroorzaakt door Chinese pakketjes zijn hierdoor inmiddels vrijwel weggenomen, maar omdat deze afspraken gefaseerd worden ingevoerd, zijn de problemen pas in 2021 geheel weggenomen. Het is wel belangrijk dat de gemaakte afspraken ook daadwerkelijk worden uitgevoerd en niet worden vertraagd.
Ik verwijs u hiervoor naar de antwoorden op vragen 6, 9 en 10.
De pakketmarkt is een concurrerende markt. Hierop zijn meerdere pakketvervoerders actief die om concurrentiële redenen geen of weinig informatie hierover publiek maken. Volgens de Post- en Pakketmonitor van ACM van 2018 bedroeg het totale volume grensoverschrijdende pakketten in 2018 153 mln stuks. Een onderscheid naar bestemming wordt niet gemaakt. Wel kan PostNL op individuele basis uitspraken doen over uitgaande e-commerce pakketstromen die door PostNL worden afgehandeld naar bepaalde landen. Op basis van een vergelijking tussen deze stromen wordt vastgesteld dat de Chinese e-commerce volumes in bepaalde perioden substantieel zijn.
Ik veronderstel dat u in uw vraag ongeoorloofde in plaats van geoorloofde staatssteun bedoelt. Alibaba kan gewoon op de Europese markt opereren als zij van een Chinese overheid staatssteun zou hebben gekregen. Vanuit het staatssteunrecht zoals geregeld in het VWEU (artikel 107/108) kan dat niet worden tegengehouden. De regel in het VWEU dat staatssteun in beginsel verboden is, richt zich namelijk tot de lidstaten van de EU en niet tot overheden van derde landen buiten de EU. Op dit moment regelt het EU mededingingsrecht (artikel 101/102 VWEU) wel dat ondernemingen uit derde landen die op de Europese interne markt economische activiteiten verrichten zich aan het EU mededingingsrecht moeten houden (kartelverbod, misbruik van economische machtspositie, concentratietoezicht) en kan de EC de in het EU mededingingsrecht geregelde bevoegdheden toepassen op ondernemingen uit derde landen bij verstoring van de mededinging op de interne markt.
De EU kan ook in WTO-verband bepaalde acties starten als blijkt dat China oneerlijke subsidies heeft gegeven aan haar ondernemingen voor zover deze subsidies onder de Agreement on subsidies and countervailing measures (ASCM) vallen.
De Nederlandse en EU-inzet ten aanzien van het versterken van de monitoringsfunctie van de WTO heeft nog niet geresulteerd in multilaterale afspraken. Het is gebruikelijk dat dit soort multilaterale onderhandelingen tijdrovend zijn; immers de WTO besluit bij unanimiteit en bestaat uit 164 leden. De winst van de voorliggende voorstellen is dat het secretariaat van de WTO meer ruimte krijgt om zich uit te spreken over in hoeverre WTO-leden bestaande notificatieverplichtingen naleven. Betere notificaties, bijvoorbeeld over industriële subsidies, dragen bij aan meer feitelijke discussies over de maatregel in kwestie en kan voorkomen dat WTO-leden zich genoodzaakt voelen een WTO-zaak te starten om de maatregel aan te vechten. De kans dat overeenstemming wordt bereikt is onzeker, maar de EU zet erop in om bij de 12e Ministeriële Conferentie in Nur-Sultan, Kazachstan (8-11 juni 2020) tot strengere notificatieregels te komen.
Transparantie, openheid, eerlijke concurrentie en non-discriminatie zijn onderdeel van de voortgaande dialoog tussen de EU en China. Tijdens de EU-Chinatop van dit jaar is afgesproken dat deze (en andere) principes de basis dienen te zijn van de economische relatie tussen de EU en China. Daarbij is tevens afgesproken dat de EU en China zich zullen inspannen om te komen tot oplossingen voor een aantal belangrijke handelsbarrières. De EU wil een meer gebalanceerde en wederkerige economische relatie opbouwen met China door subsidies en gedwongen technologieoverdracht te verminderen en een bilateraal investeringsverdrag te sluiten. Om eerlijke concurrentie te bevorderen voeren de EU en China tevens een Competition Policy Dialogue.
De Chinanotitie beschrijft in brede zin de kabinetsinzet binnen de bilaterale relatie met China gebaseerd op de Nederlandse doelstellingen van buitenlands beleid, en hoe deze inzet gerealiseerd gaat worden. Ook komen e-commerce en aanverwante zaken zoals intellectueel eigendom en productiestandaarden aan de orde in de notitie (p.76). De notitie gaat niet specifiek in op verschillende industrieën.
Het creëren van een gelijk speelveld in de handelsrelatie met China en het tegengaan van oneerlijke handelspraktijken door China zijn belangrijke doelstellingen van het kabinet, zoals ook geformuleerd in de Chinanotitie. De aandachtspunten voor de Nederlandse overheid in dat kader hebben vooral betrekking op verschil in regelgeving ten aanzien van milieu en kwaliteitseisen. Het kabinetsbeleid is er verder op gericht om bij het maken van afspraken met China op het gebied van intellectueel eigendom in EU-verband op te trekken. Markttoegang en productiestandaarden en -veiligheid (waaronder ook e-commerce) vallen onder competentie van de EU.