Ingediend | 7 juni 2019 |
---|---|
Beantwoord | 2 juli 2019 (na 25 dagen) |
Indiener | Sadet Karabulut |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z11585.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3271.html |
Ja.
Het klopt dat er een OPCW-intern rapport bestaat over de gifgasaanval in Douma op 7 april 2018 met bevindingen die deels afwijken van de bevindingen die door de Fact Finding Mission (FFM) van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW) zijn opgenomen in het officiële OPCW-FFM rapport (d.d. 1 maart 2019)2 over de aanval.
De OPCW-FFM concludeert op basis van alle getuigenverklaringen, milieuen biomedische monsters, toxicologische en ballistische analyses van deskundigen en aanvullende digitale informatie van getuigen, dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een giftige chemische stof als wapen is ingezet in Douma in april 2018.
In het FFM-rapport over de gifgasaanval wordt geconstateerd dat cilinders met chloor door het dak zijn gevallen. Volgens het interne rapport bestaat er een grotere waarschijnlijkheid dat deze cilinders op hun uiteindelijke plaatsen zouden zijn neergelegd.
De OPCW heeft het bestaan van het interne rapport erkend. In reactie op vragen hierover stelde de OPCW directeur-generaal op 28 mei3 dat de FFM altijd alle informatie, analyses en standpunten in overweging neemt om tot een conclusie te komen. Zo is ook de informatie in dit interne rapport onderzocht, gewogen en besproken. Drie onafhankelijke ballistische onderzoeken kwamen echter tot de conclusie zoals deze in het FFM-rapport is weergegeven.
De DG benadrukte nog eens achter de onpartijdige en professionele conclusies van de FFM te staan. Ook voor Nederland is er geen aanleiding om aan de conclusie van het officiële OPCW-Douma rapport te twijfelen.
De OPCW directeur-generaal heeft aangegeven dat de expert die het betreffende rapport heeft opgesteld geen deel uitmaakte van de FFM. De expert kreeg opdracht om de FFM tijdelijk bij te staan met het verzamelen van informatie op enkele locaties in Douma. Het Technische Secretariaat van de OPCW heeft bevestigd dat bij het opstellen van het FFM-rapport rekening is gehouden met alle verzamelde informatie, bewijzen en standpunten.
In maart 2019 vernam de OPCW directeur-generaal de eerste indicatie van het bestaan van het interne rapport. De DG heeft de betreffende expert geadviseerd zijn beoordeling te delen met het OPCW Investigation and Identification Team (IIT) dat verantwoordelijk is voor het identificeren van de daders van het gebruik van chemische wapens in Syrië, zodat het document door het IIT kan worden gebruikt voor hun onderzoek. Attributie valt immers buiten het mandaat van de FFM.
Nederland heeft geen reden om aan te nemen dat belangrijke relevante informatie niet zou zijn meegewogen in de conclusies van het Douma-rapport.
Zie ook het antwoord op vraag 5.
Nederland heeft het volste vertrouwen in de expertise en werkwijze van de Fact Finding Mission en het Technische Secretariaat van de OPCW.
Het is nu van belang dat het onderzoeks- en identificatieteam (ITT) verder gaat met de taak om de verantwoordelijken voor dergelijke aanvallen in Syrië te identificeren. Straffeloosheid voor deze afschuwelijke misdrijven is niet acceptabel.