Ingediend | 14 mei 2019 |
---|---|
Beantwoord | 3 juli 2019 (na 50 dagen) |
Indiener | Lisa Westerveld (GL) |
Beantwoord door | Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
Onderwerpen | jongeren zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z09405.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3297.html |
Ja.
Nee dat herken ik niet. Gesprekken tussen de gemeenten en met het veld gaan over de volledige breedte van de jeugdwet, waaronder geld. Daar waar gemeenten te maken hebben met een stijgend jeugdhulpgebruik zal er waarschijnlijk wel meer over geld worden gesproken.
Ja, ik deel deze zorg. Om deze reden werk ik er – samen met alle betrokkenen – hard aan om zowel de financiële als administratieve lasten die met aanbesteding zijn gemoeid te verminderen, ook in Europees verband. Voor een nadere toelichting hierover verwijs ik graag naar mijn Kamerbrief van 17 maart.2
Met het programma Inkoop en aanbesteden in het sociaal domein wordt gewerkt aan het verder professionaliseren van de inkoop en aan het verminderen van de administratieve en financiële lasten als gevolg van aanbesteden.
In mijn brief van 27 mei jl. over de uitkomsten van de voorjaarsnotabesluitvorming heb ik u ook laten weten dat ik met de VNG verder bestuurlijke afspraken ga maken over het verminderen van verminderen regeldruk en administratieve lasten. Dit alles zal er aan bijdragen dat minder budget blijft hangen in het ambtelijk apparaat van de gemeenten.
De aard van aanbestedingen en financieringsmodellen hangen vooral samen met het vertrouwen dat gemeenten en aanbieders in elkaar hebben. Stijgen de kosten om voor de financier niet begrijpelijke en verwachte redenen, dan zal dat extra controlevragen uitlokken. Dit blijkt uit een onderzoek dat ik heb laten uitvoeren in drie jeugdhulpregio’s naar administratieve lasten bij hoofdaannemer- en onderaannemerschap, in relatie tot verantwoordingseisen van jeugdhulpregio’s en gemeenten. Dit onderling vertrouwen, en dus ook de controle eisen en administratieve lasten, verschilt per regio.3
Hierbij zijn meer redenen waarom een aanbieder niet of minder wordt ingekocht, die losstaan van de hoogte van het beschikbare budget. De Jeugdwet heeft tot doel dat er meer integraal aanbod wordt geleverd op maat. Dit betekent dat het jeugdhulpaanbod verandert en dat kan betekenen dat het bestaande aanbieders die hetzelfde willen blijven doen, minder worden ingekocht. De mate van verandering verschilt weer per aanbieder, gemeente en/of regio.
Voor wat betreft de relatie met knellende budgetten, heb ik uw Kamer op 27 mei jl. geïnformeerd over de uitkomsten van de voorjaarsnotabesluitvorming. Het kabinet heeft daarom besloten om gemeenten tegemoet te komen door in 2019 € 420 miljoen extra beschikbaar te stellen en in 2020 en 2021 jaarlijks € 300 miljoen (€ 1.020 miljoen in 3 jaar). Alleen extra financiële middelen zijn niet de oplossing, bijvoorbeeld als aanbieders flink last hebben van toegenomen bureaucratie. Aanvullend op het lopende programma «zorg voor de jeugd» zal het kabinet dan ook afspraken met de VNG maken hoe we het jeugdhulpstelsel effectiever, efficiënter en beter kunnen maken.
Ik heb geen zicht op het aantal ambtenaren dat een gemeenten in dienst heeft om inkoopprocedures te regelen.
Neen. Dit is een verantwoordelijkheid van individuele gemeenten.
Zie mijn antwoord op vragen 5 en 6.
Ik ben voornemens een onderzoek te doen naar de besteding van de middelen jeugdhulp. Daarin zal ook aan dit punt aandacht worden besteed.
Ervaren vermijdbare administratieve lasten bij professionals zijn lastig te meten. Vanwege doorstroom van personeel en de tijdsfactor vervagen ervaringen met administratieve lasten uit de tijd dat jeugdhulp vanuit 4 wettelijke kaders (Wet op de jeugdzorg (Wjz), Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz), Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wmo) werd aangeboden. De beroepsverenigingen hebben wel een enquête uitgezet bij hun achterban naar ervaren vermijdbare administratieve lasten.4 Deze enquête zal in het kader van Ontregel de Zorg (ORDZ) in april 2020 worden herhaald zodat een beeld ontstaat over voor- of achteruitgang bij ervaren administratieve lasten door professionals.
Ik ken geen onderzoek die dat verband aantonen. Werken is de zorg is belangrijk, maar het is ook belastend werk, onregelmatig werk en gaat gepaard met hoge afbreukrisico’s bij suboptimale behandelresultaten, waar de professionals zelf niet altijd invloed op hebben. Het verloop van professionals is hierom hoog in de gehele zorgsector en naast de genoemde afbreukrisico’s spelen schaarste op de arbeidsmarkt, werkdruk, lonen, secundaire arbeidsvoorwaarden, ook ervaren vermijdbare administratieve lastendruk een rol.
Administratieve lasten pak ik daarom aan met de speciaal adviseur Rita Verdonk, die onlangs op 12 juni een landelijke schrapdag voor de jeugdprofessionals heeft georganiseerd. De uitkomsten worden 4 september bij de bestuurders van aanbieders en regio’s neergelegd. Ook is er het Informatieprogramma Sociaal Domein van aanbieders en gemeenten, dat de i-standaarden voor het berichtenverkeer heeft aangescherpt. Zo is vastgelegd dat er voortaan alleen nog per maand en niet per vier weken wordt gedeclareerd. Dit lijken kleine stappen, maar ze hebben een groot effect op het beperken van de administratieve last van zowel aanbieders als gemeenten.