Ingediend | 10 mei 2019 |
---|---|
Beantwoord | 8 juli 2019 (na 59 dagen) |
Indieners | Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Helma Lodders (VVD) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | criminaliteit landbouw openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z09232.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3379.html |
Ja, het aanpakken van mestfraude is een prioriteit van het kabinet.
Het melden van mestfraude kan bij diverse meldpunten in Nederland gedaan worden. Burgers kunnen een melding doen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl), de NVWA, de Waterschappen, de politie, omgevingsdiensten en gemeenten en diverse andere meldpunten zoals Meld Misdaad Anoniem, Milieu Klachten Centrale, Samen Sterk in Brabant. Gemeenten kunnen gebruik maken van de BuitenBeterApp, waar burgers verdachte zaken in het buitengebied kunnen melden. Meldingen van mestfraude worden zoveel mogelijk doorverwezen naar de NVWA.
Overheidsdiensten hebben elk een eigen verantwoordelijkheid voor het toezicht op wet- en regelgeving en hebben procedures ingericht om alle meldingen zorgvuldig te beoordelen. Het ligt voor de hand dat klachten over mestfraude gemeld worden of terechtkomen bij de NVWA, RVO.nl en de politie. Ik ga hieronder verder in op die procedures.
Alle fraudesignalen die telefonisch, schriftelijk of via het digitale formulier «melden mogelijke fraude» bij RVO.nl binnenkomen worden geregistreerd. Bij de melder wordt gecheckt of de wet- en regelgeving juist is geïnterpreteerd. RVO.nl doet onderzoek naar de melding en er zijn meerdere uitkomsten na een melding van vermoedelijke (mest)fraude mogelijk. Indien duidelijk sprake is van het vermoeden van (mest)fraude wordt aangifte gedaan bij het Openbare Ministerie. Het kan ook zijn dat de melding voor nader onderzoek wordt doorgezet naar de NVWA. Door RVO.nl wordt daarnaast getoetst of een bestuursrechtelijke sanctie mogelijk is.
Een fraudesignaal dat binnenkomt via het 0900-nummer van de NVWA (0900–0388) of via het meldingsformulier op de website, komt standaard terecht bij het Klantcontactcentrum (KCC). Het KCC beoordeelt/classificeert (urgentiebepaling) en registreert de meldingen, zodat het vervolgtraject kan worden ingezet. Deze meldingen worden vervolgens doorgezet naar een inspectieteam. Daar wordt een afweging gemaakt op basis van verschillende wegingsfactoren of opvolging wordt gegeven aan de gedane melding. In geval niet-anoniem de melding is gedaan, is de afspraak dat er terugkoppeling aan de melder plaatsvindt wat er met de melding wordt/is gedaan. Er komen bij de supervisors van het KCC ook meldingen binnen via meld misdaad anoniem in een aparte webapplicatie. Deze meldingen worden beoordeeld en geclassificeerd. Meldingen die niet worden doorgezet worden afgedaan via de webapplicatie. De overige meldingen worden door de supervisors doorgezet naar het KCC waarna registratie in het Mos-systeem plaatsvindt, zodat het vervolgtraject kan worden ingezet.
Wil iemand melden, maar absoluut anoniem blijven dan kan dit bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) van de Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD) van de NVWA. Dit team werkt met informanten wiens identiteit te allen tijde wordt afgeschermd. Hun anonimiteit is van belang, omdat het verregaande consequenties kan hebben wanneer hun identiteit bekend wordt. Denk bijvoorbeeld aan ontslag, bedreiging of erger. Wanneer iemand contact opneemt met het TCI, is het van belang dat dit niet met anderen wordt besproken. Anders kan volledige anonimiteit niet worden gegarandeerd. Het TCI koppelt om dezelfde reden nooit terug wat er met een melding wordt gedaan. Overigens zal het TCI altijd beoordelen of een anonimiteit van de melding echt noodzakelijk is.
De Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD) van de NVWA ontvangt naast meldingen van bedrijven en burgers ook informatie van eigen inspecteurs, anonieme informatie via het TCI, van andere opsporingsdiensten, van overheidsinstanties en Europese Onderzoek bevelen van andere landen.
Binnen Gebiedsgericht handhaven en bij bepaalde risicogericht geselecteerde ondernemingen wordt door de NVWA al nauw samengewerkt met andere toezichtpartners om zo de slagkracht en effectiviteit te vergroten.
Bij de politie kan er, net als bij andere zaken, door alle burgers melding worden gedaan van mestfraude via de website van de politie.
Bij vermoedens en signalen van mestfraude wordt er altijd contact gezocht door de politie met de NVWA en/of het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie. Bij constateringen van het overtreden van de mestregels omtrent het uitrijden van mest of opslag van mest maakt de politie processen-verbaal op.
Zoals uit het antwoord op vraag 3 valt af te leiden kunnen diverse instanties meldingen ontvangen. Er is geen instantie die alle meldingen, ook van alle andere instanties, verzamelt.
De diverse instanties werken wel met elkaar samen aan de aanpak van (mest)fraude vanuit de Versterkte Handhavingsstrategie Mest.
Zo zijn er uit signalen / meldingen gezamenlijke controles uitgevoerd. Door de samenwerkende instanties wordt ingezet op het waar mogelijk delen van informatie, binnen de kader van onder meer de privacy wetgeving. Binnengekomen signalen bij de NVWA worden periodiek besproken met het Functioneel Parket.
De NVWA-IOD heeft in de periode medio 2017 t/m mei 2019 in totaal 34 signalen in relatie tot mest(fraude) vastgelegd. Daarvan hebben er 20 betrekking op de provincie Brabant, met name het zuidoostelijk gedeelte. Deze signalen zijn vrijwel geheel afkomstig van de TCI en eigen NVWA-inspectie.
Bij de politie wordt mestfraude als zodanig niet geregistreerd maar wel strafrechtelijke feiten, zoals valsheid in geschrifte of oplichting. Een overzicht van het aantal meldingen van mestfraude bij de politie is dus niet te geven.
RVO.nl heeft in de periode medio 2017 tot heden 25 meldingen van mogelijke mestfraude vastgelegd.
Alle meldingen die binnenkomen via de geëigende kanalen (zie het antwoord op vraag 3) worden te allen tijde geregistreerd. Het kan ook voorkomen dat meldingen langs andere wegen binnenkomen, zoals via sociale media, signalen uit het veld of anonieme brieven. Ook bij dergelijke meldingen is het uitgangspunt dat deze worden geregistreerd, maar ik kan niet met stelligheid zeggen dat dit altijd is gebeurd.
Mocht het zo zijn dat een melder het gevoel heeft niet serieus te zijn genomen, dan betreur ik dat ten zeerste. Fraude is verborgen en signalen/meldingen zijn hard nodig om mestfraude aan te kunnen pakken. Meldingen die bij de NVWA binnenkomen via de geëigende kanalen worden geregistreerd, ik verwijs uw Kamer ook naar mijn antwoorden op de vragen 3 en 6.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.
Ja. Dit vind ik nog steeds positief.
Het proces van afhandeling van meldingen is destijds beoordeeld en waar nodig aangepast, wat heeft geleid tot het proces zoals beschreven in mijn antwoord op vraag 3. Signalen/meldingen die via de geëigende kanalen binnenkomen worden geregistreerd en doorgeleid naar het inspectieteam. Daar wordt de melding beoordeeld en vindt de weging plaats hoe de verdere afhandeling plaatsvindt. Er kan echter niet met betrekking tot elke onderzoekswaardige melding een opsporingsverzoek worden gestart.
Zoals hierboven aangegeven hecht ik groot belang aan meldingen die duiden van mestfraude. Daarom worden meldingen die via de geëigende kanalen binnenkomen geregistreerd, beoordeeld en waar nodig gedeeld met andere instanties. Dit heeft in de praktijk geleid tot gezamenlijk met andere instanties uitgevoerde controles.
Het (al dan niet steekproefsgewijs) nemen van grondmonsters wordt door de NVWA niet als instrument gehanteerd in de aanpak van mestfraude. Dat heeft twee redenen. Ten eerste verstaat de NVWA onder het illegaal uitrijden van mest het uitrijden buiten de toegestane periodes of ten tijde van sneeuw en vorst. Het gaat dan dus om het moment van uitrijden en grondmonsters leveren geen bewijs dat op een verkeerd moment mest is uitgereden.
Ten tweede kan het gaan om overbemesting. Ook daarvoor leveren grondmonsters geen sluitend bewijs. Er is de laatste tientallen jaren veel fosfaat en stikstof opgehoopt in de Nederlandse landbouwgronden door hoge bemesting. Fosfaat is weinig mobiel in de bodem. Overtreding van de meststoffenwetgeving door meer fosfaatbemesting dan is toegestaan, kan alleen aangetoond worden in een bodemanalyse als het fosfaatgehalte extreem hoog is. Het teveel bemesten met stikstof kan aangetoond worden in de hoeveelheid minerale stikstof die in de bodem na de oogst aanwezig is. Er zijn echter meer factoren die van invloed zijn op de hoeveelheid minerale stikstof in de bodem, zoals het weer. In een jaar, zoals vorig jaar, met relatief lage opbrengsten en weinig nitraatuitspoeling zal er ook veel minerale stikstof in de bodem aanwezig zijn. Kortom, veel minerale stikstof in de bodem na de oogst hoeft niet te betekenen dat de meststoffenwetgeving is overtreden. Als een perceel elk jaar een heel hoog gehalte aan minerale stikstof heeft dan kan dit een indicatie zijn voor te hoge bemesting maar een sluitend bewijs is het zeker niet.
Zie antwoord vraag 12.
Tussen de Vlaamse en Nederlandse controleautoriteiten is regelmatig contact. Zoals beschreven in het «Memorandum van overeenstemming» (dit is een interne afspraak tussen de NVWA met de Vlaamse mestbank) vindt uitwisseling van gegevens plaats over grensoverschrijdende transporten (importen en exporten) van dierlijke meststoffen. Door het delen van deze gegevens op basis van dit memorandum krijgen de bevoegde autoriteiten zicht op de transporten en daarmee op de afnemers en gebruikers van de meststoffen. Deze data-uitwisseling biedt inzicht om gericht onderzoeken te starten. Ook op dit vlak is er op operationeel niveau afstemming met de Vlaamse mestbank.
Op importen uit België naar Nederland worden analyses uitgevoerd. RVO.nl onderneemt actie als wordt geconstateerd dat Belgische bedrijven hun grensoverschrijdende afvoer wel hebben geregistreerd in het Belgische Mestafzetdocumentenregister, die niet terug te vinden zijn in het Nederlandse vervoersbewijzen dierlijke mest (VDM) register.
Ter illustratie: in 2018 is een analyse uitgevoerd van de importen uit België naar Nederland. Er waren circa 70 Belgische bedrijven (grensboeren) die wel afvoer naar Nederland in het kader van grensoverschrijdend vervoer hadden geregistreerd in het Belgische Mestafzetdocumentenregister, maar niet waren terug te vinden in het Nederlandse vervoersbewijzen dierlijke mest (VDM) register. Deze circa 70 adressen zijn naar aanleiding van het operationeel overleg aan RVO.nl overgedragen. Van RVO.nl hebben al deze bedrijven op 1 maart 2019 een brief ontvangen om alsnog de VDM’s met betrekking tot 2018 voor 15 maart 2019 in te zenden en de VDM’s voortaan binnen 10 werkdagen te doen. Hierop kwam veel respons en werd aangegeven dat men hieraan wilde voldoen. Met betrekking tot de groep die niets van zich heeft laten horen wordt door RVO.nl het opleggen van een boete overwogen, als een van de opties om de nog ontbrekende cijfers te krijgen.
Zie antwoord vraag 14.
Ja. In de versterkte handhavingsstrategie Mest is gemeld dat in 2017 door de NVWA 63 processen-verbaal naar het OM zijn gestuurd.
Het OM heeft van de 63 processen-verbaal die in 2017 op grond van een verdenking van overtreding van de meststoffenwet door de NVWA zijn ingestuurd, er nog 20 in behandeling. Van de uitstroom – 43 zaken – is in 56 procent van de zaken een schuldigverklaring uitgesproken door de rechtbank in eerste aanleg. 12 procent van de zaken is geseponeerd, 23 procent van de zaken is afgedaan met een OM-transactie en 9 procent van de zaken is gevoegd bij een al lopend strafrechtelijk onderzoek.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, dat de schriftelijke vragen van de leden Lodders en Laan-Geselschap (beiden VVD) over de aanpak van mestfraude (ingezonden 10 mei 2019, kenmerk 2019Z09232) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.