Ingediend | 6 mei 2019 |
---|---|
Beantwoord | 3 juni 2019 (na 28 dagen) |
Indieners | Wybren van Haga (VVD), Helma Lodders (VVD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z09052.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-2863.html |
Ja.
De ontwikkelingen die in het artikel worden geschetst zijn inderdaad zorgwekkend, al geeft het artikel niet het volledige beeld en worden feiten selectief en soms niet helemaal juist weergegeven. Zo variëren de cijfers m.b.t. ontbossing per maand (er wordt soms ook een afname geregistreerd), maar de trend van de afgelopen paar jaar is ontegenzeggelijk negatief.
Er heeft inderdaad in eerste instantie een herschikking van verantwoordelijkheden binnen de Braziliaanse overheid plaatsgevonden, waarbij veel taken op het gebied van landgebruik en -rechten bij het Ministerie van Landbouw zijn geconcentreerd. Het is echter nog niet helemaal duidelijk hoe dit ministerie deze verantwoordelijkheden precies zal invullen. De Fundação Nacional do Índio (FUNAI), de organisatie voor de inheemse bevolking, werd overigens niet onder Landbouw geplaatst, alleen het mandaat om inheemse gebieden af te bakenen werd aan Landbouw overgedragen. Inmiddels is er een parlementair proces gaande om dit mogelijk weer terug te draaien. Dat proces zullen wij nauwlettend volgen.
De geleidelijke ontmanteling van het Ministerie van Milieu en de verdere bezuiniging op het Instituto Brasileiro do Meio Ambiente e dos Recursos Naturais Renováveis (IBAMA), het agentschap dat onder dat ministerie ressorteert en toezicht moet houden op de naleving van milieuregels, is inderdaad zorgwekkend. Zo wordt de toch al beperkte capaciteit van de overheid op dit terrein nog verder uitgehold en kan de grootschalige illegale ontbossing die o.a. in de Amazone plaatsvindt niet effectief worden tegengegaan. Dit proces is ingezet onder de regering van de vorige president Temer en wordt nu voortgezet. De uitspraken van president Bolsonaro en sommige van zijn ministers scheppen een klimaat waarbinnen het goede beleid van eerdere regeringen en de op papier sterke Braziliaanse boswet verder ondermijnd dreigen te worden.
Nederland is de dialoog met de Braziliaanse overheid op het gebied van landbouw en klimaat aan het intensiveren, om aan de ene kant onze zorgen over te brengen, maar ook om samen met Brazilië te onderzoeken hoe kan worden samengewerkt om de doelen van economische ontwikkeling, verhoging en verduurzaming van de landbouwproductie, naleving van mensenrechten en behoud van extreem waardevolle bossen en biodiversiteit in de Amazone (en daarbuiten) te bereiken. Nederland en de EU hebben Brazilië op dit terrein veel te bieden, bijvoorbeeld op het gebied van kennis en technologie, maar ook als belangrijke handelspartner. In dit kader probeert Nederland ook zoveel mogelijk met Europese partners op te trekken.
De Landbouwraad in mei was de eerste keer na de presidentsverkiezingen van Brazilië dat in de Landbouwraad de stand van zaken bij handelsakkoorden, waaronder Mercosur, besproken werd. Bij dit agendapunt heeft Nederland aangeven te hechten aan het vasthouden aan de Europese standaarden voor bescherming van mens, dier, plant en milieu en een gelijk speelveld. Nederland heeft eerder in de Landbouwraad t.a.v. de Mercosur onderhandelingen ook gewezen op bijzondere aandacht voor duurzaamheid. Bij de landbouwraad van 14 mei heeft Nederland dit nogmaals benadrukt en de Commissaris gevraagd welke gevolgen de ontwikkelingen in Brazilië m.b.t. het landbouwbeleid hebben voor de onderhandelingen, in het bijzonder voor het duurzaamheidshoofdstuk.
Bij het Trade Policy Committee heeft Nederland steun uitgesproken voor de inzet van de Europese Commissie om te komen tot ambitieuze bepalingen in het handelsakkoord met Mercosur voor mens, milieu en dier. Nederland zal het belang hiervan blijven benadrukken.
De toelating van stoffen en middelen is een verantwoordelijkheid van het land waar een middel wordt toegepast.
Als een stof op Europees niveau niet is goedgekeurd als werkzame stof in gewasbeschermingsmiddelen, geldt in de Europese Unie dat residuen van de stof niet aantoonbaar mogen zijn in dat gewas. Als gebruik in een derde land wél is toegestaan, heeft een belanghebbende in dat land de mogelijkheid een hogere MRL (een zogenaamde «invoertolerantie»») aan te vragen. Deze invoertolerantie wordt verleend als uit een risicobeoordeling blijkt dat voedsel en diervoeder ook met een hogere MRL veilig is voor consumptie.
Ik verwijs u naar mijn het antwoord op vraag 4.
Voor plantaardige producten geldt dat residuonderzoek in onderzoeksprogramma’s is opgenomen. Ten eerste maken importcontroles deel uit van het EU–coordinated control programme (EUCP), waarmee de Europese landen een gecoördineerde monitoring van producten op gewasbeschermingsmiddelen uitvoeren. Resultaten van dit programma worden jaarlijks door de European Food Safety Authority (EFSA) gepubliceerd. Het laatste rapport (https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/full/10.2903/j.efsa.2018.5348) bevat de gegevens uit 2016; in dat jaar bleek 7,2% van de onderzochte producten uit Brazilië de MRL voor een van de onderzochte stoffen te overschrijden. In 2017 zijn blijkens cijfers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in Nederland in totaal 111 Braziliaanse producten onderzocht; hiervan overschreed 5,4% de gestelde MRL. Dit komt overeen met het gemiddelde beeld van importproducten uit derde landen; de resultaten geven geen aanleiding om extra controles op Braziliaanse producten uit te voeren. Aangezien de cijfers uit 2016 stammen zijn deze overigens niet bruikbaar om een effect te meten van een mogelijke recente toelating van in de EU verboden middelen. De laatste signaleringen over Braziliaanse producten in het Europese waarschuwingssysteem Rapid Alert System for Food and Feed (RASFF) stammen uit 2016; ook hieruit blijkt geen recent probleem.
Daarnaast worden meer uitgebreide onderzoeken op importproducten op basis van de Europese Verordening 669/2009 uitgevoerd. Dit betreft bepaalde producten uit derde landen die vaker een normoverschrijding te zien geven. Op dit moment staan er geen Braziliaanse producten op de lijst voor verzwaarde controle op chemische stoffen.
Zodra er signalen zijn dat Braziliaanse producten verboden stoffen zouden kunnen bevatten, kan dat een reden zijn om het EU–coordinated control programme aan te passen of om de betreffende producten op de lijst van Verordening 66/2009 op te nemen.
U bent middels de brief aan uw Kamer geïnformeerd over de beslissing van het Kabinet om geen tijdelijke vrijstelling te verlenen voor het gewasbeschermingsmiddel Cruiser SB (Kamerstuk 27 585, nr. 443). De hier achterliggende inperking van het gebruik van neonicotinoiden is daarnaast niet ingesteld vanwege een risico voor de volksgezondheid, maar vanwege de risico’s van de stof voor het milieu, in het bijzonder de bijen. Het kabinet staat hier nog steeds achter. De toelating van stoffen en middelen is verder een verantwoordelijkheid van het land waar een middel wordt toegepast.
U bent op 19 april 2019 geïnformeerd over het feit dat het kabinet recent tijdelijke vrijstelling heeft verleend voor een alternatief gewasbeschermingsmiddel tegen de bietenvlieg in de teelt van suikerbieten (Kamerstuk 27 858, nr. 454). Hiermee krijgen telers gedurende een korte periode de mogelijkheid om de bietenvlieg in de teelt van suikerbieten te bestrijden. Op lange termijn moeten door innovatie op het gebied van weerbare teeltsystemen, maatregelen en laag-risicomiddelen alternatieve vormen van bescherming tegen plagen in de teelt van suikerbieten beschikbaar komen. In het uitvoeringsprogramma van de «Toekomstvisie gewasbescherming 2030» zal hier verdere aandacht aan worden gegeven.