Ingediend | 1 mei 2019 |
---|---|
Beantwoord | 8 juli 2019 (na 68 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z08937.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3364.html |
Ja. Omroepen en programmamakers bepalen zelf de inhoud en vorm van hun media-aanbod. Ik heb hier dan ook geen oordeel over. In mijn beantwoording van deze Kamervragen ga ik in op de rollen die overheidsorganisaties in sommige gevallen spelen.
Zoals is aangegeven in de antwoorden op de vragen van het lid Yücel (PvdA) aan de toenmalig Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en op de aanvullende vragen van de leden Jasper van Dijk en Van Nispen (beiden SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de toenmalige Staatssecretarissen van Veiligheid en Justitie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het programma Ontvoerd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 1895, is door de Centrale autoriteit en het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen medewerking verleend aan het programma «Ontvoerd».
Omdat de vragen gesteld werden aan de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en in de vragen naar de Centrale autoriteit werd verwezen, is bij de beantwoording van deze vragen destijds geen navraag gedaan bij politie en Openbaar Ministerie (hierna: OM). In antwoord op vraag 6, 7 en 10 wordt ingegaan op de contacten tussen politie, OM en het programma «Ontvoerd».
Nee, die mening deel ik niet. Aan de voorwaarden voor verstrekking van een reisdocument werd voldaan en, mede op basis van de uitspraak van de Rechtbank te Rotterdam, is ten rechte een reisdocument aan het kind verstrekt. Met dit reisdocument kon het kind – samen met de vader – Suriname verlaten.
Het tijdschema van de programmamakers is nimmer leidend geweest bij de verlening van consulaire bijstand, waaronder de verstrekking van (nood)reisdocumenten aan minderjarigen (zoals in het onderhavige geval). De wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige in kwestie bepaalt in beginsel het tijdstip van indienen van een paspoortaanvraag en het afhaalmoment van het reisdocument.
Ik ga er van uit dat u doelt op documenten die in het kader van verschillende WOB-verzoeken inzake het programma «Ontvoerd» zijn gepubliceerd. In deze documenten zijn door ambtenaren zorgen geuit ten aanzien van bemoeienis van het programma «Ontvoerd» in kinderontvoeringszaken waarin nog juridische procedures aanhangig waren. Het is immers de uitsluitende bevoegdheid van de rechter om een oordeel te geven over de eventuele teruggeleiding van een kind. Ik deel deze zorgen.
In juni 2018 heeft de afdeling Juridische Zaken van de Korpschef een e-mail gestuurd aan afdelingshoofden, coördinatoren en mediadesken van de verschillende politie-eenheden, waarin de afdeling Juridische Zaken benadrukt dat het verlenen van medewerking aan een dergelijk tv-programma niet rechtmatig en in principe niet mogelijk is.
De Wet politiegegevens biedt weliswaar mogelijkheden om politiegegevens aan derden buiten de politie te verstrekken, maar verstrekking van politiegegevens met het enkele doel daar een (commercieel) televisieprogramma mee te maken is niet toegestaan. Dit e-mailbericht is naar verschillende onderdelen van de politie gestuurd.
Dit laat onverlet dat er in de praktijk wel contact is tussen de politie, het OM en de programmamakers. Het contact ontstaat bijvoorbeeld doordat de programmamakers persvragen stellen. Het komt ook voor dat de politie en het OM informatie ontvangen van programmamakers die hen ertoe bewegen in het belang van de opsporing of in het belang van het kind bepaalde afwegingen te maken in hun eigen opsporings- en vervolgingsproces. Daarnaast is het soms nodig informatie te verstrekken aan programmamakers, omdat de handelingen van de programmamakers een lopend onderzoek dreigen te schaden of omdat het belang van het kind mogelijk in het gedrang kan komen. De Wet politiegegevens biedt een grondslag om in incidentele gevallen informatie te verstrekken aan een derde als dat noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang (artikel 19 Wet politiegegevens). De verstrekking heeft dan uitdrukkelijk tot doel het kind en het opsporingsbelang te beschermen.
Uit de informatie die ik van politie heb ontvangen ten behoeve de beantwoording van deze Kamervragen blijkt dat verschillende onderdelen van de politie met enige regelmaat contacten onderhielden met de programmamakers van «Ontvoerd» en dat daarbij ook informatie is uitgewisseld. De uitwisseling van informatie kan noodzakelijk zijn geweest gelet op het opsporingsbelang en/of de bescherming van de belangen van het kind (zie hierboven).
Wanneer blijkt dat er binnen de politieorganisatie niet conform het e-mailbericht van de afdeling Juridische Zaken is gehandeld, wordt daarop geacteerd om dit te corrigeren. Naar de toekomst toe is het e-mailbericht van de afdeling Juridische Zaken uit juni 2018 uitgewerkt tot een nadere instructie zoals verder toegelicht is in de beantwoording van vraag 10.
Het OM heeft naar aanleiding van deze Kamervragen aangegeven dat er geen sprake is van een gemeenschappelijk optreden van het OM en de programmamakers om een bepaald doel te bereiken. Evenals de politie, geeft het OM aan dat er afhankelijk van de casus wel wordt gehandeld naar aanleiding van aangekondigde of uitgevoerde acties van de programmamakers. Het handelen van OM en politie in deze gevallen dient altijd gelegitimeerd te worden door een onderbouwde belangenafweging tussen het belang van opsporing en vervolging en het belang van het kind in relatie tot de inbreuk die wordt gemaakt op de privacy van verdachte(n) en andere betrokkenen. Wanneer door de politie informatie wordt verstrekt dient daarvoor toestemming te worden verleend door het OM.
In algemene zin acht ik het niet wenselijk dat een Europees Arrestatie Bevel (EAB) wordt gedeeld met een derde. Er is een klacht ingediend tegen een politiemedewerker die het EAB zou hebben verstrekt aan de vader. De politie is naar aanleiding daarvan een onderzoek gestart. Ik wacht dit onderzoek af. Het gaat hierbij om een individueel geval waarover ik verder geen mededelingen kan doen.
In antwoord op de vragen van het lid Yücel (PvdA) en de leden Van Dijk en Van Nispen (SP)2 is onder meer aangegeven dat wanneer een ouder met gezag over een kind besluit medewerking te verlenen aan het programma «Ontvoerd» of enig ander programma om te proberen zijn of haar kind terug te halen uit een ander land, het aan deze ouder is om het belang van het kind af te wegen. In de voornoemde beantwoording is ook aangegeven dat vanuit de Centrale autoriteit desgevraagd algemene informatie is verstrekt aan de redactie van Simpel Media/Ontvoerd, zoals de Centrale autoriteit als overheidsinstantie gehouden is te doen.
Daarnaast is in die beantwoording aangegeven wat de positie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ten opzichte van het programma «Ontvoerd» en wat de verantwoordelijkheid van dit ministerie is op het gebied van consulaire bijstand en advies aan Nederlandse burgers. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft, net als de Centrale autoriteit, niet meegewerkt aan de totstandkoming van het programma «Ontvoerd». Wel werd het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over de plannen van het programma. Internationale kinderontvoeringszaken zijn altijd kwetsbaar en gevoelig. Het is daarom van belang dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken kan waarschuwen voor mogelijke nadelige gevolgen van bepaalde acties in het buitenland. Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om Nederlandse burgers consulaire bijstand en advies te bieden en waar nodig, reisdocumenten te verstrekken.
Voor zover deze vraag betrekking heeft op politie en OM, verwijs ik naar het antwoord op vraag 10.
Zie antwoord vraag 8.
Uit de informatie die ik van de politie heb ontvangen is mij gebleken dat in individuele gevallen informatie wordt uitgewisseld met programma’s zoals «Ontvoerd» en «Dossier van den Heuvel» waarin programmamakers misstanden en strafbare feiten onderzoeken. Daarvoor geldt het kader zoals omschreven in antwoord op vraag 6.
Ik heb dit onderwerp ook besproken met de korpschef. Hij heeft aangegeven dat de politie in lijn met de Wet politiegegevens een instructie heeft opgesteld waarin het e-mailbericht van juni 2018 nader is uitgewerkt. Zoals ook in antwoord op vraag 6 is aangegeven is het uitgangspunt van de instructie dat er geen politiegegevens worden verstrekt tenzij dat noodzakelijk is in het belang van het opsporingsonderzoek of ter bescherming van de belangen van het slachtoffer. Bij een verzoek tot medewerking aan dergelijke programma’s vindt bij de politie op centraal niveau een toetsing plaatsvinden. Via verschillende communicatiekanalen binnen de politie zal bekendheid worden gegeven aan deze instructie. Wanneer politiegegevens worden verstrekt aan dergelijke programma's, dient daarvoor toestemming te worden verleend door het OM.
Zie antwoord vraag 8.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken dat de schriftelijke vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) over het programma Medialogica (ingezonden 1 mei 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.