Ingediend | 30 april 2019 |
---|---|
Beantwoord | 4 juli 2019 (na 65 dagen) |
Indiener | Salima Belhaj (D66) |
Beantwoord door | Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
Onderwerpen | internationaal militaire missies |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z08901.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3278.html |
Ja.
Bij benadering is tijdens de Nederlandse missies in Afghanistan sinds 2002 gebruik gemaakt van 70 Nederlandse tolken en meer dan 200 lokale tolken.
In het algemeen geldt dat iedereen die in Afghanistan voor een tegenstander van de Taliban of van IS(IS) heeft gewerkt, zich in een kwetsbare positie kan bevinden. De mate waarin individuele tolken te maken hebben met deze dreigingen is niet bekend. Of tolken te maken hebben met bedreigingen als gevolg van werkzaamheden voor de Nederlandse militaire missie blijkt moeilijk vast te stellen. Op 1 maart jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht over Afghanistan uitgestuurd, waarin onder meer wordt ingegaan op de positie van specifieke groepen zoals tolken. In dit ambtsbericht2 wordt verwezen naar berichten uit internationale media die een soortgelijke dreiging voor tolken beschrijven.
Mensen die met gevaar voor eigen leven voor ons hebben gewerkt verdienen onze aandacht en zorg. De overheid heeft daarom afspraken gemaakt over de behandeling van individuele verzoeken om asielbescherming van lokale Afghaanse tolken. De hierbij gehanteerde werkwijze heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 22 september 2014 beschreven in zijn antwoorden op Kamervragen over het bericht «Nederland weigert eigen tolk asiel», Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 60. Deze werkwijze is nog steeds van kracht. In elk afzonderlijk geval wordt bezien in hoeverre er sprake is van directe persoonlijke dreiging als gevolg van de eerdere werkzaamheden voor de Nederlandse missie. De IND kan op basis hiervan besluiten om een beschermingsverzoek in behandeling te nemen. Bij een positief besluit krijgt de aanvrager een zogenaamd D-visum om naar Nederland te reizen en hier een asielverzoek in te kunnen dienen.
Tot de doelgroep behoren lokale medewerkers die voor een substantiële periode ten behoeve van een Nederlandse militaire missie werkzaamheden hebben verricht, en die als gevolg hiervan aannemelijk kunnen maken dat zij persoonlijk risico lopen en bescherming nodig hebben. Hierbij wordt opgemerkt dat de aard van de werkzaamheden van invloed kan zijn op de aannemelijkheid dat iemand als gevolg daarvan bescherming nodig heeft. In beginsel wordt het risico hoger geacht bij «hoog profiel werkzaamheden» waarbij verzoeker zichtbaar en regelmatig met een Nederlandse missie in verband is gebracht zoals bij tolk- en chauffeursdiensten.
Elk beschermingsverzoek wordt individueel beoordeeld. De juridische relatie van verzoeker met de militaire missie is leidend, maar niet in alle gevallen bepalend. Zo zullen lokale medewerkers die zijn ingehuurd door een andere autoriteit (bijvoorbeeld NAVO of VN of door een ander land), maar primair voor de Nederlandse militaire missie worden of zijn ingezet, bij een verzoek voor bescherming in eerste instantie worden verwezen naar deze autoriteiten. Wanneer deze autoriteiten het beschermingsverzoek niet in behandeling nemen zal Nederland het verzoek beoordelen.
Alle verzoeken die bij Buitenlandse Zaken via het postennetwerk of bij Defensie via de militaire missieleiding, of eventueel op andere wijze binnenkomen, worden door het ontvangend departement geregistreerd en zo snel mogelijk op ambtelijk niveau gedeeld met de betrokken Ministeries (Justitie en Veiligheid, Buitenlandse Zaken en Defensie). Defensie3 geeft vervolgens uitsluitsel of verzoeker heeft gewerkt voor de Nederlandse missie en welke juridische relatie hierbij van toepassing was. Tevens worden aard, tijd en de frequentie van de aangegeven werkzaamheden gecontroleerd. Indien de verzoeker voor een Nederlandse militaire missie heeft gewerkt, wordt door zorg van Buitenlandse Zaken aan hem/haar een gestandaardiseerde, in samenspraak met de IND opgestelde vragenlijst voorgelegd. De antwoorden worden betrokken bij de latere boordeling van het beschermingsverzoek door de IND.
Buitenlandse Zaken toetst de geclaimde persoonlijke gevaarzetting aan de hand van de bekende algemene dreigingsinschatting voor lokaal (militair) missiepersoneel en stelt in overleg met Defensie een positief of negatief advies op. Beschermingsverzoeken die van voldoende substantie worden geacht, worden per brief voorgelegd aan de hoofddirecteur van de IND in afschrift aan de directeur Migratiebeleid van Justitie en Veiligheid. Elk door Buitenlandse Zaken en Defensie voorgedragen beschermingsverzoek wordt door de IND voorzien van een advies en voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Indien een beschermingsverzoek positief wordt beoordeeld, machtigt de IND de Nederlandse ambassade in Kabul tot verstrekking van een inreisvisum. De verzoeker kan na aankomst in Nederland een asielaanvraag indienen volgens de daarvoor geldende procedure. De verzoeker dient in beginsel zelf voor een geldig reis- en identiteitsdocument te zorgen als voorwaarde om in te kunnen reizen. De daadwerkelijke overbrenging van de verzoeker naar Nederland en de hiermee gemoeide kosten vallen onder de verantwoordelijkheid van het ministerie waarvoor de verzoeker de werkzaamheden heeft verricht. Na aankomst in Nederland wordt het reguliere asielproces gevolgd.
Zie antwoord vraag 4.
Nederland heeft grote waardering voor het werk dat Afghaanse tolken hebben verricht. De samenwerking en de verstandhouding met deze tolken zijn altijd goed geweest. Vanaf het moment dat duidelijk werd dat er een einde zou komen aan een Nederlandse missie in Afghanistan zijn alle partners en betrokkenen hiervan zo snel mogelijk op de hoogte gesteld. Dat geldt ook voor de tolken, waarbij is toegezegd dat Nederland zich zou inzetten voor werkbehoud van de tolken (zie beantwoording vragen van de VVD aan de Ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken over de moeilijke positie van Afghaanse tolken die actief zijn geweest voor de Task Force Uruzgan, Aanhangsel Handelingen vergaderjaar 2009–2010 nr. 3130, 18 augustus 2010). Zo zijn met de beëindiging van de Nederlandse missie in Uruzgan veel tolken door de NAVO weer ingezet ten behoeve van Australië dat langer aanwezig bleef in de provincie Uruzgan. De Afghaanse tolken waarvan Nederland tijdens de Kunduz-missie gebruik maakte, werkten op Duits contract. Duitsland heeft tegenover Nederland bevestigd verantwoordelijk te zijn voor de bescherming van personeel met een Duits contract.
Zoals eerder gemeld, is er geen sprake van een speciale (asiel)regeling voor Afghanen die destijds voor ons hebben gewerkt.
Zie antwoord vraag 6.
Ja, indien lokaal personeel in gevaar komt omdat zij voor Nederland werken of werkzaamheden hebben verricht, kunnen zij op steun rekenen. Tolken die alsnog een beschermingsverzoek willen indienen bij Nederland dienen zich daartoe tot de Nederlandse ambassade in Kabul te wenden.
Mede op mijn voordracht zijn (en kunnen) desgevraagd inreisvisa aan tolken (worden) verstrekt, zodat zij na aankomst in Nederland een asielprocedure kunnen starten. Bij een voordracht zoek ik telkens naar een juiste balans tussen snelheid en zorgvuldigheid. Indien nodig aarzel ik overigens niet om praktische en logistieke zaken voor de tolk (en gezin) te organiseren. Uit het oogpunt van veiligheid en de privacy van betrokkenen kan ik echter geen verdere mededelingen doen.
Naast Nederlandse tolken en vertalers wordt de behoefte ook ingevuld aan de hand van lokale inhuur via een tussenpersoon. Daarvoor zijn de volgende mogelijkheden:
Zoals eind 2014 aan uw Kamer is gemeld (Inzet tolken bij Defensie, Kamerstuk 34 000 X, nr. 7, 1 oktober 2014 met als bijlage een overzicht van regelingen voor tolken per land), geldt bij elke vorm van tussenpersonen dat het lokaal personeel (naast tolken en vertalers dus ook personeel voor taken als beveiliging, transport, schoonmaak, wasserij, enz.) niet in dienst van de Nederlandse overheid is, maar van de tussenpersoon. De primaire verantwoordelijkheid voor personeelszorg ligt in dat geval bij die tussenpersoon. Defensie is uiteraard wel verantwoordelijk binnen de beperkingen die de situatie tijdens inzet met zich meebrengt, voor een zo veilig mogelijke werkomgeving.
Als lokaal personeel in gevaar komt omdat zij voor Nederland werken of werkzaamheden hebben verricht, kunnen zij op steun rekenen. De tussenpersoon heeft hierbij allereerst een verantwoordelijkheid. Defensie ziet er op toe dat de tussenpersoon zijn verantwoordelijkheden als werkgever richting de tolken en vertalers in zijn dienst op behoorlijke wijze invult. Indien een lid van het lokale personeel dreiging ervaart kan diegene een beroep doen op asielbescherming.
De verantwoordelijkheid voor asielbescherming is wettelijk geregeld. Dit betekent een individuele beoordeling of er sprake is van vrees voor een van de gronden van het VN-Vluchtelingenverdrag dan wel een risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
Potentiële risico’s zonder deze te concretiseren in een persoonlijk asielrelaas, zijn niet voldoende voor een asielvergunning. Het enkel stellen dat iemand heeft getolkt voor Nederland, zonder dat daarbij wordt betrokken hoe lang, wanneer en waar, kan ook niet leiden tot een asielvergunning. Daar is het individuele asielrelaas voor nodig.
De beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Belhaj (D66) die aan mij zijn gesteld over Afghaanse tolken (ingezonden 30 april 2019 met kenmerk 2019Z08901), vergt bij nader inzien meer tijd dan de gebruikelijke termijn voorschrijft. Voor een zorgvuldige beantwoording is nader onderzoek en interdepartementale afstemming noodzakelijk. Helaas lukt het mij daarom niet de vragen te beantwoorden in de daarvoor gestelde termijn. Ik stuur u de antwoorden zo spoedig mogelijk toe.