Ingediend | 29 april 2019 |
---|---|
Beantwoord | 5 juli 2019 (na 67 dagen) |
Indiener | Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Mark Harbers (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z08861.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-3343.html |
Ja.
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen. Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven, nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand een «naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht.
Wat betreft de situatie in de kampen merk ik op dat het ambtsbericht Irak van april 2018 meldt dat de aanwezigheid van grote aantallen ontheemden en vluchtelingen een zwaar beslag op de bestaande voorzieningen legde. Dit wordt bevestigd door het meer recente bericht van UNHCR. Hoewel de situatie in sommige vluchtelingenkampen in de Koerdisch autonome regio niet optimaal is, kan niet in zijn algemeenheid gesteld worden dat de opvang aldaar niet voldoet.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s, zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
De etniciteit en religie van (afgewezen) asielzoekers wordt niet bijgehouden. Omdat ik begrijp dat dit nu voor uw Kamer niet afdoende is, heb ik bij uitzondering de Dienst Terugkeer en Vertrek gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatburgers die in vreemdelingenbewaring zitten door te nemen. In de betreffende dossiers zijn geen indicaties gevonden dat zij tot de jezidi’s behoren.
Ik maak onderscheid tussen de verschillende delen van Irak, omdat uit de beschikbare informatie, waaronder het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat de Koerdisch Autonome Regio in de Grondwet van Irak autonome bevoegdheden heeft in een drietal provincies. Daarom maak ik in het asielgebonden landenbeleid voor Irak onderscheid tussen (noordelijk, centraal en zuid) Irak enerzijds en de Koerdisch Autonome Regio anderzijds.
De positie van de jezidi’s die afkomstig zijn uit de Koerdische Autonome Regio is anders en deels beter in de Koerdische Autonome Regio dan in de rest van Irak. Juist in de rest van Irak hebben de jezidi’s grote problemen ondervonden door IS.
In het asielgebonden landenbeleid wordt enkel voor (noordelijk, centraal en zuid)Irak een aantal bijzondere groepen onderscheiden, de zogenaamde kwetsbare minderheidsgroepen. Deze groepen ondervinden in Centraal-Irak mensenrechtenschendingen waartegen de overheid geen bescherming biedt.
In de Koerdische Autonome Regio is de situatie voor jezidi’s in dat opzicht deels beter onder meer wetgeving, maar ook de autoriteiten beschermen de rechten en jezidi’s zijn een erkende minderheid. Dit blijkt ook uit de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over Irak.
Zoals mijn voorganger uw Kamer bij brief van 11 juli 2018 heb laten weten, is geen enkel deel van Irak meer aangewezen als 15c-gebied, omdat uit het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als ook uit andere bronnen blijkt, dat in geen van de eerder aangewezen gebieden meer sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld dermate hoog is dat een burger louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 EVRM.
Er waren zowel jezidi gemeenschappen in die provincie als in de Koerdisch autonome regio. De meeste jezidi’s zijn inderdaad gevlucht uit Sinjar in de provincie Nineveh, dat onderdeel uitmaakt van de betwiste gebieden in Irak. Zij zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio, naar andere gebieden in Irak alsook naar het buitenland. De infrastructuur van Sinjar is zwaar getroffen door alle gevechten. Hoewel een klein deel van de jezidi’s is teruggekeerd, is de overgrote meerderheid nog altijd ontheemd en is de terugkeer beperkt.
Sinjar is gelegen in Irak, buiten de Koerdische Autonome Regio. Daarvoor geldt dat een jezidi die daarvandaan afkomstig is behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep. Voor de toepassing van kwetsbare minderheidsgroep moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon. De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht. Mij zijn geen zaken bekend waarbij een jezidi woonachtig en afkomstig uit Sinjar daarheen is uitgezet
Zie antwoord vraag 4.
Zoals uw Kamer bekend is, wordt terugkeer nooit door Nederland gemonitord.
De deelstaat Baden Württemberg heeft in 2014 met een speciaal nood hervestigingsprogramma jezidische vrouwen uit Irak gehaald. Dit zag met name op vrouwen die door IS-leden verkracht waren en door de jezidische gemeenschap niet meer werden geaccepteerd. De situatie van deze vrouwen is niet te vergelijken met een persoon die zich vrij in de Koerdisch autonome regio heeft bewogen en daar tijdens zijn verblijf geen problemen heeft ondervonden. Overigens wordt bij de beoordeling van iedere asielaanvraag door de IND meegewogen of terugkeer aan de orde is en of er geen sprake is van individuele kwetsbaarheden waardoor dit niet mogelijk is.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Laat ik voorop stellen dat EASO nog geen advies over Irak heeft uitgebracht. Dit verwacht ik in juli.
Tot nu toe heeft EASO diverse landeninformatierapporten gepubliceerd over de veiligheidssituatie en de situatie van bepaalde groepen. Daaruit blijkt dat jezidi’s in een aantal gevallen in de Koerdisch autonome regio te maken kunnen krijgen met discriminatie, maar dat van structurele mensenrechtenschendingen geen sprake is. Wel blijkt dat de jezidi’s die ontheemd zijn in de Koerdisch Autonome Regio een andere positie hebben dan de jezidi’s die van oudsher in de Koerdisch Autonome Regio wonen.
EASO is op dit moment bezig met de Country Guidance Notes Iraq. Als het advies van EASO openbaar is, zal ik het natuurlijk aan uw Kamer sturen.
Los hiervan, het Nederlandse asielsysteem is zo ingericht dat iedere aanvraag zelfstandig wordt behandeld en daar worden alle relevante omstandigheden van de aanvrager bij betrokken.
Als een jezidi gewag maakt van discriminatie of andersoortige problemen gedurende zijn verblijf in de Koerdische Autonome Regio, wordt dat bij de besluitvorming betrokken. Niet iedere vorm van discriminatie leidt tot de conclusie dat sprake is van vervolging, maar dit wordt wel nader onderzocht bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Ook wordt gekeken of er andere factoren zijn die meegenomen moeten worden, dan kan het gaan om familie in de regio, maar ook om individuele kwetsbaarheden.
Deze informatie, zie het algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken uit 2018, p. 53, geeft aan dat een aantal jezidi’s uit ontheemdenkampen in de Koerdische Autonome Regio zijn gezet, onder meer omdat hun familieleden bij de PMF zaten en daardoor door de Koerden als vijand werden gezien of omdat zij opkwamen voor de rechten van jezidi’s.
Mocht een jezidi die hierbij betrokken was zich in Nederland melden, dan wordt dit natuurlijk bij de afdoening van de individuele asielaanvraag betrokken. In zo’n zaak is het zeer waarschijnlijk dat voor die persoon geen veilige terugkeer naar de Koerdisch Autonome Regio mogelijk is.
Ja. Het Nederlandse beleid voor asielzoekers is in lijn met geldende verdragen en richtlijnen. Bij iedere asielaanvraag vindt een zorgvuldige, individuele beoordeling plaats. Iedere persoon die het niet eens is met de afwijzing van zijn asielaanvraag kan naar de rechter stappen, waarna wordt gekeken of de IND correct besloten heeft. Tegen de uitspraak van de rechter staat hoger beroep open bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het betreft de afwijzing van de asielaanvraag en daar wordt door de vreemdeling beroep tegen ingesteld. De IND geeft dan aan waarom geen asielbescherming wordt verleend in deze individuele aanvraag, omdat sprake is van een veilige verblijfsplaats waarbij alle individuele, relevante omstandigheden zijn meegewogen.
De rechtbank toetst of de IND tot dit besluit heeft mogen komen. Uit recente jurisprudentie3 blijkt dat eventueel een vluchtelingen- of ontheemdenkamp in de Koerdisch autonome regio voor een vreemdeling onder specifieke omstandigheden aangemerkt kan worden als vaste woon- of verblijfplaats.
Zoals ik hiervoor aan heb gegeven blijkt recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de ontheemde jezidi’s het bovengemiddeld zwaar hebben in de Koerdisch Autonome Regio. Voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar nu verblijven, zal ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag zien als afkomstig zijn uit Centraal-Irak en voor hen is dan het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing.
De etniciteit en religie van asielzoekers wordt niet geregistreerd. Omdat ik begrijp dat dit voor uw Kamer niet afdoende is, heb ik bij uitzondering de IND gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatsburgers waar juridische procedures openstaan na te lopen. Vooralsnog gaat het om een zeer beperkt aantal zaken van jezidi’s dat voorligt bij de rechtbanken en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de beroepen tegen de hiervoor genoemde jurisprudentie.
Gelet op de recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal ik de IND vragen deze zaken opnieuw te bezien.
Waar mogelijk heb ik uw vragen afzonderlijk beantwoord, maar gelet op de samenhang van de vragen heb ik er voor gekozen om een aantal vragen ook gezamenlijk te beantwoorden.
Ja.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Groothuizen (D66) van uw Kamer aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen de eigen regels zeggen advocaten» (ingezonden 29 april 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.