Ingediend | 8 april 2019 |
---|---|
Beantwoord | 14 mei 2019 (na 36 dagen) |
Indieners | Joost Sneller (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | internationaal organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z06993.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-2618.html |
Ja.
Het kabinet heeft met veel zorg kennis genomen van het besluit van Brunei om fase 2 en 3 van de Syariah Penal Code in te voeren. De nieuwe strafwetgeving heeft een nadelige invloed op een aantal kwetsbare groepen in Brunei, waaronder LHBTI’s, vrouwen en kinderen. In een publiek statement heb ik mij uitgesproken tegen de invoering van de inhumane straffen en Brunei opgeroepen de invoering van de straffen tegen te houden. Op 5 mei jl. gaf de sultan van Brunei in een speech aan dat het de facto moratorium op de doodstraf, dat geldt voor de common law, tevens zal gelden voor de syariah. Daarbij gaf hij ook aan dat het land het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing (UNCAT) zal ratificeren.
Gelijke rechten van LHBTI’s is een prioriteit in het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland zet zich in internationale fora en in bilaterale relaties stelselmatig in voor de bescherming en bevordering van gelijke rechten van LHBTI’s. Belangrijk onderdeel daarvan, naast de bevordering van sociale acceptatie en het tegengaan van discriminatie, is de afschaffing van de strafbaarstelling van homoseksualiteit.
Na de invoering van fase 1 van de wetgeving in 2014 en de negatieve reacties van de internationale gemeenschap die daarop volgden, heeft Brunei de invoering van fase 2 en 3 uitgesteld, maar nooit afgezien van invoering. Wel lijkt Brunei er thans voor gekozen te hebben minder ruchtbaarheid te geven aan de invoering van fases 2 en 3.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Graag verwijs ik u naar de beantwoording van de schriftelijke vragen gesteld door de leden Özütok, Van Ojik en Diks (GroenLinks) over het bericht dat Brunei extreme straffen invoert, onder meer de doodstraf voor homoseksuele handelingen, met het kenmerk: 2019Z06852. In die antwoorden deed ik verslag van de diplomatieke inspanningen van Nederland (aanspreken ambassadeur, met succes aandringen op een EU-verklaring, aankaarten in de Raad Buitenlandse Zaken, aan de orde stellen in de mensenrechtenraad).
Ja.
Ik ben het met u eens dat het onwenselijk is als er controverse bestaat rondom een onderscheiding. Een dergelijke onderscheiding die is gegeven naar aanleiding van het staatsbezoek in 2013 uit naam van de Nederlandse regering heeft een verbindend karakter tussen twee staten en samenlevingen. De uitwisseling van onderscheidingen bij staatsbezoeken dient om de goede relatie tussen beide landen op dat moment verder te bekrachtigen. Voor dergelijke onderscheidingen is wederkerigheid een belangrijk uitgangspunt.
Volgens de wetgeving kan een onderscheiding alleen worden ingetrokken als de gedecoreerde persoon veroordeeld is tot een onherroepelijke gevangenisstraf van minimaal één jaar. Dit is geregeld in artikel 12, lid 2 van de Wet instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Onderscheidingen die tijdens staatsbezoeken uit hoofde van de Nederlandse regering worden verleend, zijn een diplomatiek instrument om de relaties tussen twee staten en samenlevingen te markeren. Staatsbezoeken bieden de mogelijkheid om de relatie in den brede, waaronder ook de kritischere vraagstukken (zoals bijvoorbeeld op het terrein van mensenrechten en internationaal recht) aan de orde te stellen.
Ik ben van mening dat het verruimen van intrekkingsgronden van onderscheidingen niet zal bijdragen aan een betere inhoudelijke discussie met het betrokken land over het respecteren van het internationaal recht.