Ingediend | 5 februari 2019 |
---|---|
Beantwoord | 22 februari 2019 (na 17 dagen) |
Indiener | Gidi Markuszower (PVV) |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z02021.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1661.html |
Ja.
Ik ga niet in op individuele gevallen. Uiteraard ben ik van mening dat een jongvolwassene die een ernstig delict heeft gepleegd hiervoor een passende straf moet krijgen. Het jeugdstrafrecht biedt de mogelijkheid om jeugd-tbs (PIJ-maatregel) op te leggen voor een maximum van 7 jaar, waarna deze indien nodig kan worden omgezet in een tbs-maatregel.
Het besluit of een jongvolwassene in het kader van het adolescentenstrafrecht (ASR) via het jeugdstrafrecht wordt veroordeeld is aan de rechter. Onder bepaalde condities kan de rechter besluiten om een 18- tot 23-jarige volgens het jeugdstrafrecht te sanctioneren (artikel 77c Wetboek van Strafrecht). Deze condities zijn: de «persoon van de dader» en «omstandigheden waaronder een delict is gepleegd». Bij toepassing van het adolescentenstrafrecht is er sprake van maatwerk. De reclassering, het NIFP en het OM wegen af of een jongvolwassene voor het jeugdstrafrecht in aanmerking komt en adviseren de rechtbank hierover. Uitgangspunt hierbij is dat het gekozen strafrecht de best passende interventie biedt om recidive bij een specifieke jongvolwassene te voorkomen. Bij deze afweging spelen de ernst van de het delict, de delictgeschiedenis en reeds ingezette interventies ook een rol.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Nee. Het OM is onafhankelijk in het al dan niet vorderen van het jeugdstrafrecht in het kader van ASR en in het advies aan de rechtbank om een verdachte in voorlopige hechtenis te houden. Ook bij deze afweging spelen de ernst van het delict en de bescherming van slachtoffers een belangrijke rol.
Zie antwoord vraag 5.