Ingediend | 28 januari 2019 |
---|---|
Beantwoord | 6 maart 2019 (na 37 dagen) |
Indiener | Farid Azarkan (DENK) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z01411.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1748.html |
Ja.
Het kabinet staat voor een inclusieve samenleving waar iedereen zich veilig voelt om in vrijheid vorm te geven aan de eigen etnische, religieuze, seksuele en culturele identiteit binnen de kaders van de rechtsstaat. Het is zorgelijk dat een aantal Nederlandse moskeeën de afgelopen jaren mikpunt was van discriminatoire en intimiderende acties. Het is daarom van belang dat al het mogelijke wordt gedaan om deze (strafbare) incidenten te voorkomen en in te grijpen wanneer deze zich voordoen. De provocerende actie van afgelopen weekend bij de As-Soennah Moskee keur ik ook ten zeerste af. Het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 492 waarschuwt ook dat zulk gedrag polarisatie en radicalisering aanwakkert. Indien sprake is van strafbare feiten kan een onderzoek worden gestart door het openbaar ministerie.
De «Handreiking: Veilige Moskee» (2017)3 bevat kennis, aanbevelingen en goede voorbeelden met als doel om de samenwerking tussen politie, gemeenten en moskeeën een impuls te geven in relatie tot de veiligheid van moskeeën. Deze drie partijen spelen op lokaal niveau een belangrijke rol als het gaat om de omgang met concrete spanningen en incidenten rondom moskeeën. Moskeeën hebben allereerst zelf een verantwoordelijkheid voor de veiligheid en daarnaast heeft de gemeente de verantwoordelijkheid om lokaal aanvullende maatregelen te nemen op basis van dreiging en risico, wanneer een moskee zelf hiertegen geen weerstand kan bieden. De gemeente kan lokaal het beste beoordelen welke eventuele maatregelen in specifieke omstandigheden passend en proportioneel zijn. Mij zijn geen signalen bekend dat de verschillende verantwoordelijkheden niet of onvoldoende worden ingevuld. Ik zie daarom geen aanleiding om op centraal niveau een overzicht bij te houden van de genomen maatregelen; dit levert mijns inziens geen bijdrage aan de veiligheid van de moskeeën.
Alle gemeenten hebben in 2017 de handreiking Veilige Moskee ontvangen. Meerdere gemeenten zijn actief aan de slag (gegaan) om samen met de politie en moskeeën de veiligheid te verbeteren. De inzet van de gemeenten verschilt, omdat de specifieke lokale omstandigheden verschillen. Daarnaast hebben moskeeën een eigen verantwoordelijkheid voor de veiligheid. Ik houd niet bij welke maatregelen de verschillende gemeenten nemen. Dit is in lijn met de verantwoordelijkheidsverdeling.
Zie mijn antwoord op vraag 3 en 4.
De NCTV en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) ontwikkelen in samenwerking met politie en verschillende koepels van moskeeën gezamenlijk kennisproducten, zoals de handreiking, om gemeenten te ondersteunen en informeren zodat zij lokaal passende en proportionele maatregelen kunnen treffen. De NCTV heeft onder andere een rol in de duiding van informatie van dreiging richting moskeeën, door middel van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het Ministerie van SZW, specifiek de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS), ondersteunt gemeenten bij het omgaan met maatschappelijke spanningen en incidenten gericht tegen moskeeën.
In 2015 was er een piek zichtbaar in incidenten bij moskeeën. In de jaren daarna, tot nu, is sprake van een afname van het aantal incidenten. De piek was in de periode dat een grote groep migranten in Nederland asiel aanvroegen en lijkt in belangrijke mate terug te voeren op de maatschappelijke ophef over de komst en opvang van deze asielzoekers. De islam en deze migranten werden door verschillende tegenstanders regelmatig aan elkaar gelijkgesteld.4 In het antwoord op vraag 10 ga ik nader in op het huidige dreigingsbeeld in de richting van moskeeën.
Zoals aangegeven bij vraag 2 staat het kabinet voor een inclusieve samenleving waarin geen plek is voor discriminatie, haat zaaien en geweld tegen andersdenkenden. De overheid werkt aan het wegnemen van de voedingsbodem voor radicalisering richting extremistisch gedachtegoed en het behouden van een weerbare, veilige en democratische samenleving door excessen als extremisme, vergaande polarisatie en maatschappelijke spanningen tegen te gaan. Ik wil u hiervoor verwijzen naar de kabinetsreactie naar aanleiding van publicaties over rechts-extremisme van 6 november 20185 en de brief over het voorkomen van radicalisering, die de Minister van SZW en ik uw Kamer op 26 april 2018 hebben doen toekomen6.
Zie antwoord vraag 8.
In de meeste recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN 49)7 wordt ingeschat dat Nederlandse extreemrechtse groeperingen vooral actief zijn met intimiderende en radicale acties, maar er geen aanwijzingen zijn dat zij gewelddadig zouden willen opereren. De focus van deze groeperingen blijft gericht op acties tegen de vermeende islamisering van Nederland, de komst van asielzoekers en het vermeende verlies van de Nederlandse identiteit. Wat opvalt is dat sommige extreemrechtse groeperingen aan zelfvertrouwen lijken te winnen, waardoor de kans op confrontatiegeweld (met bijvoorbeeld extreemlinkse tegendemonstranten) en de dreiging tegen islamitische objecten toeneemt. In algemene zin wordt ingeschat dat het overgaan tot ernstig rechts-extremistisch geweld voornamelijk voorstelbaar is vanuit snel radicaliserende groepjes of eenlingen.8
Indien er sprake is van een strafbaar feit dan kan daarvan aangifte worden gedaan bij de politie. Indien er een vermoeden bestaat dat strafbare feiten worden gepleegd, kan hiernaar door politie en openbaar ministerie strafrechtelijk onderzoek worden gedaan. Het past mij niet in Kamervragen in te gaan op individuele casuïstiek.
Zoals gezegd zijn er geen signalen bekend dat de verschillende verantwoordelijkheden niet of onvoldoende worden ingevuld. Ik zie op basis van dreiging en risico geen aanleiding om te adviseren tot aanvullende beveiligingsmaatregelen of deze te financieren. Ik ben van mening dat betrokken organisaties en de overheid op dit moment gezamenlijk in staat zijn voldoende weerstand te bieden.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Azarkan (DENK) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht het artikel Lijst van haatincidenten tegen moskeeën (ingezonden 28 januari 2019) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden