Ingediend | 11 januari 2019 |
---|---|
Beantwoord | 8 april 2019 (na 87 dagen) |
Indieners | Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Helma Lodders (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
Onderwerpen | bestuur organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2019Z00255.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-2200.html |
Ja.
Het Planbureau voor de Leefomgeving is het nationale instituut voor strategische beleidsanalyse op het gebied van milieu, natuur en ruimte. Het verricht zijn onderzoek gevraagd en ongevraagd, onafhankelijk en wetenschappelijk gefundeerd. De inhoudelijke kwaliteit en onafhankelijkheid van het PBL is gewaarborgd in de Aanwijzingen voor de Planbureaus, (Stcrt. 2012, nr. 3200). Deze leggen vast dat het PBL zelf zijn werkprogramma vaststelt. Voorts geeft het aan dat bewindspersonen zich dienen te onthouden van het geven van aanwijzingen over de onderzoeksmethoden en over de inhoud van rapportages van het planbureau.
Cruciaal is de wetenschappelijke kwaliteit van het PBL-werk. Het PBL bewaakt deze met zijn beleid voor kwaliteitsborging. Daarin heeft het Begeleidingscollege PBL een essentiële rol als onafhankelijke toezichthouder op zowel de wetenschappelijke kwaliteit als de maatschappelijke relevantie van het PBL-werk. Tevens is onderdeel van het kwaliteitsbeleid de periodieke internationale visitatie van het PBL waarmee de hoogste wetenschappelijke kwaliteitseisen en de beleidsmatige en maatschappelijke relevantie worden geborgd en bevestigd. In 2012 en in 2017 zijn deze visitaties uitgevoerd. De rapportages van de visitatiecommissies zijn door het PBL gepubliceerd, samen met bijbehorende reacties vanuit het PBL.
Het bovenstaande waarborgt in mijn ogen nu en in de toekomst voldoende de onafhankelijkheid en kwaliteit.
Wetenschappelijk onderzoek is één van de bronnen voor de beleidsbepaling van de overheid. Op de onafhankelijkheid en de wetenschappelijke kwaliteit van het PBL ben ik reeds ingegaan in mijn antwoord op vraag 2.
Van een nader onderzoek zoals dit in uw vraag wordt genoemd is geen sprake.
In het Nederlandstalige publicatie-bericht van het PBL bij het wetenschappelijk artikel uit 2014 was niet expliciet gemeld dat het om een daling binnen de landbouwgerelateerde uitstoot van broeikasgassen ging. In het Engelstalige publicatiebericht stond dat wel vermeld. Inmiddels heeft het PBL het publicatiebericht op zijn website aangepast.
De daling met 25 tot 40% van de landbouwgerelateerde uitstoot in het wetenschappelijk artikel behoeft geen aanpassing, omdat er geen sprake is van een berekeningsfout. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Het aandeel van de 9% die het PBL noemt in het publicatiebericht betreft de omvang van landbouwgerelateerde broeikasgasemissies op de totale EU-emissies. Op deze omvang is, zoals het PBL aangeeft, een winst te boeken van 25 tot 40%. Rekenkundig kom je dan op een afname van 2 tot 4% van de totale EU-emissies. Deze 2 tot 4% worden zowel genoemd door de Stichting Agri Facts als het PBL.
De ministeries hebben niet om een dergelijk onderzoek verzocht.
Het artikel waar in de Kamervraag aan wordt gerefereerd is gebaseerd op meerdere onderzoeken van het PBL en van verschillende (inter)nationale instituten, waaronder Wageningen Research.
De onderzoeken van het PBL die bijdroegen aan het artikel zijn uitgevoerd vanuit de jaarlijkse werkprogramma’s van het PBL. De directeur van het PBL stelt conform de «Aanwijzingen voor de Planbureaus» (Stcrt. 2012, nr. 3200) jaarlijks het werkprogramma vast na overleg met de ministeries en gehoord hebbende de ministerraad.
Het onderzoek van Wageningen Research is uitgevoerd binnen de Wettelijke OnderzoeksTaken Natuur en Milieu van het toenmalige Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie.
Mij zijn geen gevallen bekend.
Ik zie daartoe geen aanleiding. In mijn antwoord op vraag 2 ben ik nader ingegaan op de borging van de kwaliteit van het onderzoek van het PBL.
De ministeries van LNV, IenW en EZK gebruiken dagelijks rapporten en adviezen voor de vormgeving van beleid, waaronder die van het PBL. Deze rapporten zijn één van de bronnen voor de beleidsbepaling van de overheid.
Ik heb eerder aangegeven in mijn antwoord op vraag 2 hoe de kwaliteit van het werk van het Planbureau geborgd wordt.
Het Syntheserapport van de Evaluatie Meststoffenwet 2016 is gebaseerd op een groot aantal onderzoeken, veelal uitgevoerd door kennisinstituten als Wageningen Environmental Research. PBL verwijst in zijn teksten naar deze onderzoeksrapporten. Daar ontwikkelingen, scenario’s of handelingsperspectief worden beschreven, worden feiten gebruikt en aannames gedaan. Uitgaan van aannames, mits duidelijk aangegeven, is een normale wetenschappelijke aanpak.
Over het onderwerp Sjoemelnatuur zijn in december 2015 Kamervragen gesteld en is door de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu op 25 januari 2016 een antwoordbrief gestuurd (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2015- 2016, nr. 1272). Ik ga verder op dit onderwerp in bij de beantwoording op van de Kamervragen over dit onderwerp die parallel aan deze beantwoording aan uw Kamer wordt verzonden (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2176).
Nee, mij zijn geen gevallen bekend.
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Voor de betrouwbaarheid van het PBL verwijs ik u naar de werkwijze van het PBL, zoals ik deze heb uitgelegd in mijn antwoord op vraag 2. De onafhankelijkheid en kwaliteit van het PBL zijn in mijn ogen voldoende geborgd.
De stikstofdaling geldt ook alleen voor de landbouwgerelateerde emissies. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 4 voor wat betreft de wijziging in het publicatiebericht van het PBL.
De brief en het rapport zijn op 14 januari 2019 aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 32 670, nr. 143).
Nee, het rapport van het Rathenau Instituut bevat geen onderbouwing van een aantal aan mest gerelateerde maatregelen, want het rapport gaat over een ander thema. De gevraagde onderbouwing van recente maatregelen, zoals de toediening van mest, is in de Kamerbrief van 19 december 2018 gegeven (Kamerstuk 33 037, nr. 346). Ook in de toelichting op de gepubliceerde regelgeving op 24 december 2018 staat de onderbouwing (Stcrt. 2018, nr. 70802).
Ja, dat is hierboven gebeurd.
Op 11 januari 2019 zijn vragen gesteld door de leden Lodders, Ziengs en Yesilgöz-Zegerius (allen VVD) over het bericht «Planbureau rommelt». Vanwege de benodigde afstemming met de ministeries van LNV en EZK, kan ik deze vragen helaas niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoorden. Ik zal u de antwoorden zo spoedig mogelijk toesturen.