Ingediend | 19 december 2018 |
---|---|
Beantwoord | 21 februari 2019 (na 64 dagen) |
Indiener | Gijs van Dijk (PvdA) |
Beantwoord door | Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z24302.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1670.html |
Ja.
Ja, het is onwenselijk dat accounts van Uber-chauffeurs worden verhandeld. Dit kan leiden tot taxivervoer door ondernemers en chauffeurs die niet aan de wettelijke vereisten voldoen. Die eisen zijn er om de reiziger te beschermen. Het is daarom illegaal en strafbaar om taxivervoer aan te bieden zonder een ondernemersvergunning, zonder chauffeurskaart of met een auto die niet als taxi is goedgekeurd. Het is in eerste instantie aan Uber om ervoor te zorgen dat de accounts niet gebruikt worden door personen die niet voldoen aan de wettelijke eisen. Ik verwacht ook van Uber dat zij er alles aan doet om dit soort misstanden te voorkomen en op te sporen.
Zie antwoord vraag 2.
Naar aanleiding van de reportage heeft de ILT bij Uber de gegevens gevorderd op grond waarvan vastgesteld kan worden welke accounts misbruikt worden en of daarmee wettelijke normen worden geschonden. Door bestanden te vergelijken wordt ook gecontroleerd of de chauffeurskaarten van chauffeurs die via het Uber-platform werken niet zijn geschorst of zijn ingetrokken. Daarnaast heeft de ILT met Uber besproken hoe Uber zelf bijdraagt aan de naleving van de regels voor taxivervoer, bijvoorbeeld door «mystery guest»-ritten door medewerkers van Uber.
De ILT kan handhaven bij overtreding van de landelijke, publiekrechtelijke regels voor taxivervoer. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het aanbieden of verrichten van illegaal taxivervoer. Het pachten of verpachten van Uber-accounts is in principe een privaatrechtelijke kwestie tussen Uber en de accounthouder. Zoals ik in antwoord op de vragen 2 en 3 heb aangegeven, verwacht ik van Uber dat zij er alles aan doet om misstanden te voorkomen en op te sporen
De capaciteit van een inspectiedienst is per definitie schaars. De inzet ervan wordt bepaald op basis van risicoanalyse. De ILT zet daarom al relatief veel capaciteit in voor de handhaving in Amsterdam, en doet specifiek onderzoek naar Uber. Ik volg de ontwikkelingen en de daarbij behorende veranderingen in risico’s aandachtig in afstemming met de gemeente Amsterdam.
Ik vind het van belang te benadrukken dat alle taxichauffeurs en -ondernemers aan dezelfde landelijke eisen moeten voldoen. Dit betreft onder meer bezit van een ondernemersvergunning taxi, de chauffeurskaart (waarvoor onder meer een rijbewijs, geneeskundige verklaring, verklaring omtrent het gedrag en een vakbekwaamheidsdiploma van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen nodig zijn), een gekeurd taxivoertuig voorzien van een boordcomputer taxi en regelgeving met betrekking tot arbeids- en rusttijden.
In aanvulling op de landelijke regels mogen gemeenten op de zogeheten opstapmarkt (taxivervoer vanaf de taxistandplaats of na het aanhouden op straat) extra eisen stellen aan de herkenbaarheid van taxivoertuigen, aan bijvoorbeeld de lokale stratenkennis van taxichauffeurs en over het indienen en behandelen van klachten3. Een aantal gemeenten, waaronder Amsterdam, kan taxiondernemers die actief zijn op de opstapmarkt ook dwingen zich in groepen te organiseren. Dit houdt in dat een taxichauffeur aangesloten moet zijn bij een Toegelaten Taxi Organisatie (TTO).
Vanuit het gezamenlijke belang om de kwaliteit van het taxivervoer te borgen heb ik met de gemeente Amsterdam afgesproken de problematiek op de Amsterdamse taximarkt nader te analyseren. Ik acht het van belang om op basis daarvan te bezien welke vervolgstappen nodig zijn. Ik voer dit overleg in aanvulling op het overleg met gemeenten over de meest effectieve mix van bevoegdheden en instrumenten (van Rijk en gemeenten) om integraal problemen aan te pakken die met het taxivervoer verband houden. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd in mijn brief van 30 augustus jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 31 521, nr. 105).
Ter uitvoering van deze motie is in november jl. met Uber gesproken. Uber heeft nadat het gesprek heeft plaatsgevonden de app voor chauffeurs zodanig aangepast dat nadat een chauffeur in totaal twaalf uur heeft gereden de app tien uur offline gaat. Ik acht dit een betekenisvolle aanvulling op de registratie van en handhaving op de arbeids- en rusttijden die plaatsvindt met de boordcomputer taxi en door de ILT. In lijn met de motie heb ik naar aanleiding van de AT5-reportage ook met Uber gesproken over een systeem van gezichtsverificatie in de app voor chauffeurs. Dit systeem heeft Uber eerder buiten Europa uitgerold. Ik heb aangegeven dat ik het van belang vind dat Uber ook in Nederland gebruik maakt van de mogelijkheden die technologische ontwikkelingen bieden. Uber heeft aangegeven zich te beraden op de mogelijkheden om een dergelijk systeem binnen de grenzen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming in te zetten. Voor zover dit lopende juridische procedures niet doorkruist, blijf ik bereid om met de sector te spreken over manieren om het overtreden van regels te voorkomen. Daarnaast hebben de Minister en ik er bij Uber op aangedrongen zich aan te sluiten bij het convenant «Veilig gebruik smartfuncties in het verkeer».