Ingediend | 14 december 2018 |
---|---|
Beantwoord | 16 januari 2019 (na 33 dagen) |
Indiener | Henk van Gerven |
Beantwoord door | Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | burgerlijk recht organisatie en beleid recht zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z23877.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1191.html |
Zoals reeds aangegeven in de antwoorden bij de suppletoire begroting, is er geen sprake van vertraging bij de inrichting van de uitvoering van de tegemoetkoming. Deze inrichting was gereed bij de publicatie van de beleidsregel in oktober en is meteen gestart. In een eerder stadium is wel vertraging opgetreden, deze hing samen met de wens de uitvoering voorafgaand aan de inwerkintreding van de beleidsregel goed in te kunnen richten.
Er zijn tot en met week 50 ruim 1550 aanvragen ingediend. De aanvraagperiode loopt nog tot en met 31 januari 2019.
Het aantal aanvragen is tot nu toe niet hoger dan verwacht. Zoals in de brief van december 2017 aangekondigd, is voor de financiële tegemoetkoming van Q-koortspatiënten en nabestaanden in totaal € 15,5 miljoen vrijgemaakt, inclusief uitvoeringskosten. Dit is ook in de beleidsregel vastgelegd. De maximale hoogte van € 15.000 voor de tegemoetkoming is vastgelegd om te voorkomen dat, mochten er onverwachts heel weinig aanvragen worden ingediend, de tegemoetkoming het karakter van een gebaar verliest. De hoogte van dit maximum is gebaseerd op een voorzichtige inschatting van het aantal patiënten en nabestaanden dat in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. Uiteraard heb ik er begrip voor mensen deze tegemoetkoming vergelijken met de schade die zij hebben geleden en daarmee het bedrag onvoldoende vinden. Het gaat hier echter om een gebaar van het kabinet als erkenning van het geleden leed en expliciet niet om een schadevergoeding.
In mijn brief van 29 oktober jl. heb ik reeds aangegeven dat voor het verstrekken van tegemoetkomingen op basis van deze beleidsregel een bedrag van € 14,5 miljoen beschikbaar is en voor de uitvoering dus een bedrag van € 1 miljoen. De uitvoeringskosten bestaan uit de kosten voor DUS-I, de uitvoerder van de beleidsregel, de kosten voor de onafhankelijke medische commissie, de kosten voor de vergoeding voor artsen, de kosten voor de bezwaar- en beroepsprocedures en de kosten voor de uitvoering van de aanvullende tegemoetkoming voor het eventueel mislopen van toeslagen. In overleg met de patiëntenvereniging hebben we gekozen voor een patiëntgerichte uitvoering, een zeer sobere opzet maar wel controleerbaar.
Voor de stand van zaken rond screening verwijs ik u naar de commissiebrief die ik 17 december aan uw Kamer heb doen toekomen. De betrokken deskundigen besluiten welke test er gebruikt wordt. Zoals ik in mijn brief van 24 september jl. heb aangegeven is dit een screening die past binnen de reguliere zorg. Om een en ander maximaal te faciliteren financiert de overheid een groot deel van deze extra inspanning, inclusief de test. De precieze procedure is nog onderwerp van gesprek met de vertegenwoordigers van de huisartsen en experts.
Ik stel middelen ter beschikking voor het programma infectieziekten bij ZonMw, dat vanaf 2019 begint. Onderdeel hiervan kan ook onderzoek naar Q-koorts zijn. Daarnaast heb ik besloten om onderzoek naar Q-koorts bij kinderen separaat via ZonMw te financieren.