Ingediend | 7 december 2018 |
---|---|
Beantwoord | 5 februari 2019 (na 60 dagen) |
Indiener | Jan Middendorp (VVD) |
Beantwoord door | Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z23261.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1427.html |
Uit de Wet digitale overheid volgt dat naast het bestaande DigiD private inlogmiddelen toegelaten kunnen worden voor gebruik bij (semi)publieke dienstverlening. Op dit moment wordt een aanbestedingstraject voorbereid om naast een privaat inlogmiddel voor burgers te verwerven teneinde dit middel toe te laten voor breed gebruik bij (semi)publieke dienstverlening. De pilots worden daarom nu beëindigd.
Dit aanbestedingstraject hangt nauw samen met de – inmiddels gestopte – eID-pilots. In deze pilots leveren Idensys en iDIN (iDIN maakt geen onderdeel uit van het eTD-stelsel) de inlogmiddelen aan burgers. Om de aanbesteding niet te bezwaren, en inschrijvende partijen zekerheid te kunnen bieden ten aanzien van de omvang van de opdracht, zijn de pilots per 1 januari 2019 beëindigd. Het burgerdomein is dan vrij voor aanbesteding, doordat er na het beëindigen van de pilots geen andere private partijen meer middelen aanbieden aan burgers. Dit voorkomt dat Idensyspartijen eventuele rechten kunnen ontlenen aan het feit dat zij operationeel zijn. Voor de goede orde merk ik op dat deze partijen uiteraard kunnen inschrijven op de aanbesteding. Het gaat erom dat voorafgaand aan de aanbesteding een gelijk speelveld wordt bereikt, waardoor de middelenuitgevers tijdens de pilot dezelfde uitgangspositie krijgen als andere mogelijke aanbieders die niet aan de pilots hebben meegedaan.
Tijdens de pilots zijn aan in totaal 39.146 burgers identificatiemiddelen uitgegeven. Het betreft derhalve een relatief zeer beperkt aantal middelen, afgezet tegen de totale populatie DigiD gebruikers. Daarvan zijn 6.004 middelen uitgeven door Idensyspartijen. Aan 33.142 personen is gedurende de pilot een iDIN middel verstrekt. Er is niet specifiek bijgehouden welke van deze personen die een Idensys- of iDIN-middel hebben aangevraagd niet over een DigiD beschikken. Dat is ook niet het doel geweest van de pilots. De verwachting is dat vrijwel de gehele populatie tevens de beschikking had en of kon hebben over een DigiD. Overigens is het wel zo dat onder een kleine groep burgers een Idensys-identificatiemiddel op niveau hoog is uitgereikt, en daar voor het gebruik van (medische) dienstverlening van afhankelijk is geworden. Omdat daarvoor niet direct een alternatief voorhanden is, is met de betrokken middelenuitgevers afgesproken dat deze groep nog steeds een Idensys-identificatiemiddel kan gebruiken. Daarmee wordt voorkomen dat deze groep onevenredig nadeel ondervindt van het beëindigen van de pilots.
Het voornemen was om het stopzetten van de pilots met de reguliere rapportage over eID formeel aan uw Kamer te melden. Echter gelet op uw vragen meld ik u dit niet in de voortgangsrapportage, maar bij gelegenheid van deze beantwoording separaat. Overigens merk ik op dat de communicatie over het stopzetten van de pilots richting gebruikers en overheidsorganisaties, in samenwerking met de betrokken leveranciers, reeds in gang was gezet. Ook op de websites van de betrokken leveranciers is deze informatie publiekelijk toegankelijk.
Het voornemen was om in de voortgangsrapportage tevens de achterliggende argumentatie om de pilots stop te zetten aan uw Kamer te melden. Ook deze argumentatie treft u bij de beantwoording van deze vragen aan. Ik verwijs u daarvoor kortheidshalve naar de beantwoording op vraag 1.
De pilots zijn geëvalueerd door de «Commissie Evaluatie pilots publieke en private authenticatiemiddelen» (commissie Kuipers). De inlogmiddelen zijn getoetst op gebruikservaringen en op techniek, bij burgers, bij de aan de pilots deelnemende dienstaanbieders en bij de leveranciers van de inlogmiddelen. De commissie concludeerde dat zo concrete vervolgstappen kunnen worden gezet. Uw Kamer is hierover in de brief van 25 augustus 2016 (Kamerstuk 26 643, nr. 419) geïnformeerd. Ik merk op dat er voor is gekozen om de pilot na de evaluatie nog even te laten doorlopen, vanuit het idee om gebruikers die in de pilot deelnemen de gelegenheid te bieden hun gekochte middel te blijven gebruiken totdat een alternatief voorhanden zou komen en partijen in staat te stellen te werken aan ontwikkeling van de middelen. Dit heeft partijen tevens de mogelijkheid geboden om in een iets langer tijdsbestek ruimere ervaring op te doen met het gebruik. Er was tevens een technische reden om de pilots nog te laten doorlopen: eind 2017 is er een aantal technische optimalisatiewijzigingen doorgevoerd, die vervolgens zijn beproefd in 2018. Voor de burger waren deze wijzigingen niet zichtbaar. Ook in 2018 zijn de pilots goed verlopen. Omdat we nu verder willen, is het echter niet meer opportuun om de pilots nog langer te laten doorlopen.
De Belastingdienst heeft de pilots beëindigd in lijn met- en als gevolg van de door mij aangekondigde beëindiging van de pilots. Dat de beëindiging bij de Belastingdienst feitelijk eerder – eind november – zijn beslag heeft gekregen, heeft bedrijfsmatige redenen. De evaluatie is meegenomen in de rapportage van de commissie Kuipers.
Op dit moment zijn alle pilots met private middelen in het burgerdomein gestopt. Dat geldt overigens ook voor pilots met publieke inlogmiddelen.
Voor de ervaringen met de pilots verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 4, waarin ik refereer aan de brief aan uw Kamer van 25 augustus 2016 (Kamerstuk 26 643, nr. 419). De vervolgstappen ten aanzien van private middelen, door te starten met een aanbesteding, heb ik u nader toegelicht bij vraag 1.
Ik heb geen beeld van de kosten die bedrijven hebben gemaakt voor de deelname aan de pilots. Ik ben overigens van mening dat ik daar ook geen inzicht in zou moeten hebben. Dat is een verantwoordelijkheid en afweging van de partijen zelf.