Ingediend | 7 december 2018 |
---|---|
Beantwoord | 6 februari 2019 (na 61 dagen) |
Indiener | Maarten Groothuizen (D66) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z23258.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1448.html |
Ja. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 19 december 20182 gaf ik een toelichting op de onjuistheid van de in deze publicatie gehanteerde cijfers.
Het aantal strafbeschikkingen dat door ingesteld verzet tegen de strafbeschikking opnieuw bij het OM instroomde, en die moest worden beoordeeld en aan de rechter moest worden voorgelegd, was onverwacht hoog. De capaciteit van het OM, maar ook de afgesproken zittingscapaciteit, was daar niet op berekend, waardoor de doorlooptijd flink toenam. Dit heeft er toe geleid dat het OM vooral in 2014, 2015 en 2016 zaken heeft moeten seponeren vanwege de ouderdom en dat om diezelfde reden in andere zaken de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard.
In mijn brief aan uw Kamer van 19 december 20183 gaf ik al aan dat bij de afdoening van dergelijke oude zaken een afweging wordt gemaakt of de doorlooptijd in een zaak van dien aard is dat voortzetting van de vervolging onredelijk zou zijn. De officier respectievelijk de rechter maken daarbij een afweging tussen de ernst van het delict en (de lengte van de periode van) rechtsonzekerheid waarin de verdachte gedurende de looptijd van het strafrechtelijke onderzoek en de vervolgingsfase heeft verkeerd. Vervolging zou in die gevallen onbillijk of ondoelmatig zijn, indien men tot de slotsom komt dat het belang van strafrechtelijk ingrijpen te gering is geworden of de «redelijke termijn» van het EVRM is verstreken in verband met de lange tijd die is verstreken na het plegen van het strafbare feit.
Tot op heden werd het OM op lumpsum- of inputbasis gefinancierd. Hierbij werd wel enigszins rekening gehouden met het verwachte aantal zaken en in te zetten capaciteit, maar zonder een directe koppeling aan geleverde prestaties. In het verband van de planning en control-cyclus worden jaarlijks wel productieafspraken gemaakt. Het OM rapporteert eens per tertiaal de voortgang in de productie.
Voor de jaren 2017 en 2018 was de financiering als weergegeven in onderstaande tabel opgebouwd.4 In de financiering wordt onderscheid gemaakt naar type werkstroom-/omgeving bij het OM. Er wordt in de financiering geen onderscheid gemaakt naar type afdoening.
43,9
40,7
137,5
129,9
134,3
133,1
108,9
132,6
35,3
35,3
96,0
94,6
In mijn brief aan uw Kamer van 21 december 2018 informeerde ik uw Kamer dat met ingang van 2019 een nieuw bekostigingssysteem voor het OM wordt ingevoerd.5 Bij deze nieuwe bekostigingswijze wordt gekeken bij welke werkzaamheden en welke budgetten er een relatie is met het aantal zaken dat door het OM wordt afgehandeld en waarbij dit niet het geval is. Bij de inrichting van dit nieuwe systeem is ook rekening gehouden met de ervaringen met het bekostigingssysteem van de Rechtspraak. Als gevolg daarvan wordt in het nieuwe bekostigingssysteem van het OM een aantal vaste kostenposten en werkstromen buiten het outputgerelateerde budget gehouden.
Zie antwoord vraag 3.
In mijn brief aan uw Kamer van 19 december 2018 gaf ik mijn beleidsreactie weer naar aanleiding van het rapport «Evaluatie Wet OM-afdoening».7 Uit dit evaluatieonderzoek, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Justitie en Veiligheid uitgevoerd door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam, volgt dat de strafbeschikking een blijvende plek heeft veroverd in het Nederlandse sanctiebestel. De strafbeschikking draagt naar het oordeel van de onderzoekers bij aan de hoofdoelstellingen die ten grondslag lagen aan de Wet OM-afdoening, waaronder het vergroten van de doelmatigheid en het versterken van de juridische grondslag van de buitengerechtelijke afdoening. Ik verwijs u graag naar deze brief, waarin ik tevens inging op de rapportages van de procureur-generaal bij de Hoge Raad en op de door het OM naar aanleiding van deze rapportages getroffen verbetermaatregelen in het werkprogramma «Strafvordering OM2020».
Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer van 19 december 20188 is het instrumentarium om strafbare gedragingen buitengerechtelijk tegen te gaan met de invoering van de strafbeschikking in 2008 juridisch gezien van karakter veranderd. Implementatie van dit destijds nieuwe instrument is niet geheel naar verwachting verlopen. De uitvoeringspraktijk van de OM-strafbeschikking heeft een beduidend zwaardere belasting voor het OM opgeleverd dan was ingeschat. Onder andere het onverwacht hoge aantal strafbeschikkingen dat door ingesteld verzet tegen de strafbeschikking opnieuw bij het OM instroomde, en die dan moet worden beoordeeld en aan de rechter moet worden voorgelegd, trok een flinke wissel op de inzet van het OM.
Uit het door het Openbaar Ministerie (OM) verrichte onderzoek kan niet worden afgeleid dat de schuld van een verdachte niet adequaat is vastgesteld of straffen zijn opgelegd voor het verkeerde feit. Het betreft een intern kwaliteitsinstrument binnen het OM waarin steekproefsgewijs dossiers zijn getoetst door collega officieren. Het onderzoek, en daarmee de genoemde aantallen uit dit onderzoek, hebben dan ook geen betrekking op de rechtmatigheid van de door officieren van justitie uitgevaardigde strafbeschikkingen. Het OM gebruikt dergelijke onderzoeken om de uitvoeringspraktijk te kunnen verbeteren. Daar was dit onderzoek ook op gericht.
Wel is uit de rapportages van de procureur-generaal bij de Hoge Raad9 die toezicht houdt op het OM, duidelijk geworden dat er in de begin jaren na de invoering van de strafbeschikking door het OM niet altijd sprake was van een goede registratie van de schuldvaststelling.
Met behulp van het Kwaliteitsprogramma Strafvordering OM2020 zijn hieromtrent verbeteringen doorgevoerd. De voortgang van de verbeteringen wordt door het OM gemonitord door middel van metingen. Ik onderschrijf de verbeteringen en genomen maatregelen door het OM volledig. Het is van belang dat het OM blijvend prioriteit geeft aan het verbeteren van de kwaliteit en door middel van metingen en audits het effect meet van de genomen maatregelen.
Ik verwijs u verder naar mijn brieven aan uw Kamer van 19 december 201810 waar ik ingegaan ben op de door het OM getroffen verbetermaatregelen.
Gegevens over aantallen OM-beslissingen en berechtingen zijn gepubliceerd in het statistisch jaarboek Criminaliteit en Rechtshandhaving.11 In 2016 vaardigde het OM 33.285 strafbeschikkingen in misdrijfzaken uit; in 2017 waren dat er 31.700. De strafbeschikking bestaat in 2017 in het merendeel van de gevallen uit een geldboete (27.600) of een taakstraf (3.100) en wordt het vaakst opgelegd voor een verkeersmisdrijf (27%) of een vermogensmisdrijf (24%). Het aandeel van economische misdrijven in de periode 2009–2017 nam toe van 7% naar 15%.
Het verzetspercentage in misdrijfzaken fluctueert de afgelopen jaren tussen de 12% en 14%. Voor de periode 2015–2017 kunnen de gevolgen van het verzet worden uitgesplitst in12:
Van de verzetzaken die op zitting worden behandeld leidt:
In de overige gevallen is het OM niet ontvankelijk (2%) of is het verzet niet ontvankelijk (3%).
Van de strafopleggingen is in 39% van de gevallen sprake van een lagere straf, in 56% sprake van een gelijke straf en in 5% sprake van een hogere straf.13
De officier van justitie beslist over de oplegging van een strafbeschikking. Deze bevoegdheid kan worden gemandateerd aan andere medewerkers van het OM die voor die afdoeningsbeslissing zijn aangesteld en gekwalificeerd om onder toezicht en verantwoordelijkheid van de officier van justitie strafzaken te beoordelen.
Ik vind het belangrijk dat iedereen de brieven van de overheid kan begrijpen; dit onderwerp heeft dan ook mijn aandacht. Het CJIB heeft in samenwerking met het OM diverse stappen gezet om de leesbaarheid en begrijpelijkheid van brieven van het CJIB te vergroten. Zo is in juli 2017 de leesbaarheid van de verkeersboetes (Wahv) vergroot. Het uiterlijk is gemoderniseerd, de informatie over de overtreding en de hoogte van het boetebedrag is overzichtelijker weergegeven. Daarbij is het taalgebruik minder juridisch en op de boete staat informatie over betalingsmogelijkheden en op welke wijze beroep ingesteld kan worden. De verkeersboete is hierdoor beter begrijpelijk geworden voor bijvoorbeeld laaggeletterden.
Bij de leesbaarheid van de strafbeschikking zie ik nog ruimte voor verbeteringen. Met betrekking tot de strafbeschikking stuurt het CJIB een brief uit met daarin de hoogte van de strafbeschikking. In deze brief wordt tevens medegedeeld dat de strafbeschikking mogelijk consequenties heeft voor de justitiële documentatie van de betrokkene en wordt verwezen naar een website waar nadere informatie te vinden is over justitiële documentatie. Met de strafbeschikking wordt een toelichting meegestuurd waarin uiteengezet wordt op welke wijze iemand in verzet kan gaan tegen de beslissing.
De brief en toelichting kunnen echter, net zoals bij de verkeersboetes het geval was, mogelijk in nog beter begrijpelijke taal en vorm worden ingericht. Het OM is daarom voornemens om samen met het CJIB de teksten van de brieven met betrekking tot de strafbeschikking te herzien. In het eerste kwartaal van 2019 worden daarover gesprekken gevoerd. Ik vind het een goede ontwikkeling dat het CJIB hier samen met het OM naar gaat kijken.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Groothuizen (D66) van uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de praktijk van het opleggen van een strafbeschikking door het OM (ingezonden 7 december 2018) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.