Ingediend | 3 december 2018 |
---|---|
Beantwoord | 1 mei 2019 (na 149 dagen) |
Indiener | Ronald van Raak |
Beantwoord door | Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | bestuursrecht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z22783.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-2517.html |
Burgers moeten kunnen rekenen op een goede bejegening door de overheid en overheidshandelen moet niet bijdragen aan het onnodig vergroten van problemen bij de burger.
Zo heeft de overheid net als bedrijven een verplichting om eerst een aanmaning (betalingsherinnering) te sturen, met dien verstande dat het bestuursorganen op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in veel gevallen daarvoor een wettelijk gefixeerde aanmaningsvergoeding mogen vragen (€ 7 voor schulden lager dan € 500 en € 16 voor schulden van € 500 of hoger). De wetgever heeft het uitdrukkelijk mogelijk willen maken voor bestuursorganen om deze vergoeding in rekening te brengen, zodat die kosten niet automatisch ten laste van de algemene middelen komen. De gevolgen van niet-tijdige betaling vallen immers in beginsel binnen de risicosfeer van degene die moet betalen en daarom werd het redelijk geacht om de daaruit voortvloeiende kosten bij hem in rekening te brengen (zie MvT bij wetsvoorstel vierde tranche Awb; Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 3, p. 60).
De wetgever heeft in zijn algemeenheid de afweging om wel of niet de vaste aanmaningsvergoeding bij overheidsvorderingen in rekening te brengen uitdrukkelijk willen overlaten aan de bestuursorganen zelf.2 Daarmee kunnen verschillen ontstaan tussen overheden. Ik acht dat aanvaardbaar omdat het bestuursorgaan in kwestie zelf het beste kan bepalen of in de gegeven omstandigheden het in rekening brengen van de vergoeding wenselijk is, waarbij bijvoorbeeld een afweging kan worden gemaakt tussen de hoogte van de aanmaningsvergoeding en de lasten die het in rekening brengen van die vergoeding met zich meebrengt voor degene die moet betalen en voor het betrokken bestuursorgaan. In sommige bijzondere wetten zijn overigens bijzondere regels vastgelegd met betrekking tot verhogingen of boetes bij niet betaling. De grondslag hiervoor is dan gelegen in de bijzondere aard van de vordering.
Daarbij vind ik het belangrijk dat overheidsorganisaties rekening houden met individuele omstandigheden. De overheidsorganisaties zetten zich daarom op verschillende manieren in om te voorkomen dat mensen in problematische schulden terecht komen. Dan kan het gaan om de wijze waarop brieven worden geschreven om ze makkelijker leesbaar te maken en informatie over rechten en plichten in minder juridische taal aan te reiken. Ook wordt door veel grote uitvoeringsorganisaties gestuurd op het kunnen treffen van betalingsregelingen. Betalingsregelingen dragen meer bij aan de aanpak van schuldenproblematiek dan betalingsherinneringen. Dit betekent echter niet dat er nooit een vergoeding in rekening zou mogen worden gebracht voor een aanmaning of dat er aan een aanmaning altijd eerst een kosteloze betalingsherinnering vooraf zou moeten gaan. Daar komt bij dat niet vast staat of mensen met problematische schulden ook geholpen zijn met een (kosteloze) betalingsherinnering op het moment dat zij zodanig in de problemen zijn geraakt dat zij hun post niet meer openen.
Ja.
Ik begrijp dat die boosheid kan ontstaan. Tegelijkertijd vind ik dat iedereen een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de tijdige betaling van vorderingen. Bij niet-tijdige betaling kan horen dat een bestuursorgaan kosten in rekening brengt.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Bestuursorganen, dus ook de Belastingdienst, sturen hun post naar het laatst bekende adres, zoals dat voorkomt in de basisregistratie personen. Een individuele burger is verantwoordelijk voor het doorgeven van zijn juiste adres aan de basisregistratie. Bestuursorganen moeten, desgevraagd, aannemelijk maken dat post door hen is verzonden.
Fouten die de overheid begaat, behoren voor rekening van de overheid zelf te komen.
Een belangrijke maatregel uit het regeerakkoord, en onderdeel van de zogeheten brede schuldenaanpak, is het maximeren van de stapeling van boetes vanwege te laat betalen en het maximeren van bestuursrechtelijke premies.3 De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft u over de stand van zaken van de uitwerking van deze maatregel bij brief van 13 februari 2019 mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en mij geïnformeerd.4 Een tijdige betaling voorkomt dat een verhoging dan wel boete wordt opgelegd. Als iemand binnen de in de aanschrijving gestelde termijn het verschuldigde bedrag heeft betaald, is een verhoging of boete niet aan de orde.
Het is belangrijk dat extra kosten zo veel mogelijk worden voorkomen bij mensen met schulden. Daar heeft de betrokkene zelf een verantwoordelijkheid in. Ook het kabinet zet zich ervoor in om extra kosten zoveel mogelijk te voorkomen. Met de brief van 13 februari 2019 is uw Kamer geïnformeerd over de aanpak van het kabinet om de stapeling en ophoging van bestuurlijke boetes en bestuursrechtelijke premies te maximeren. Daarnaast wordt naar aanleiding van een motie van de leden Raemakers (D66) en Peters (CDA) gewerkt aan plan van aanpak om een noodstopprocedure bij het CJIB in te richten voor mensen met schulden.5 Deze procedure houdt in dat verhogingen van verkeersboetes tijdelijk kunnen worden stopgezet onder de voorwaarde dat schuldhulp wordt aanvaard. De komende tijd wordt gewerkt aan een plan voor deze noodstopprocedure. De Kamer zal voor de zomer geïnformeerd worden over de voorgenomen inrichting daarvan.
Zie antwoord vraag 1.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Raak (SP) met kenmerknummer 2018Z22783 over het versturen van en betalingsherinnering door overheden, niet binnen de gebruikelijke termijn van drie weken kunnen worden beantwoord. De benodigde afstemming met de betrokken overheidsorganisaties vergt meer tijd. Ik streef ernaar u de antwoorden voor het einde van januari 2019 toe te sturen.