Ingediend | 28 november 2018 |
---|---|
Beantwoord | 28 januari 2019 (na 61 dagen) |
Indiener | Martin Wörsdörfer (VVD) |
Beantwoord door | Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
Onderwerpen | economie ict |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z22376.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1309.html |
Ja.
De studie in opdracht van het Dutch Transformation Forum becijfert dat 18% van de platforms Europees is, en dat deze platforms 2% van de totale marktwaarde van grote bedrijven binnen de platformeconomie vertegenwoordigen. Deze cijfers komen overeen met eerdere schattingen hiernaar. 2 De samenstellers van de studie van het Dutch Transformation Forum geven tegelijkertijd aan dat Nederland het relatief goed doet met platforms als Adyen en Thuisbezorgd.
Bij dergelijke studies zijn enkele kanttekeningen te plaatsen. Zo vormen platforms geen aparte categorie in de officiële statistieken en zijn dergelijke cijfers gebaseerd op databases van grote platforms die onderzoekers daar zelf uit afleiden. In de studie in opdracht van het Dutch Transformation Forum is alleen gekeken naar platforms met een marktwaardering van meer dan 100 miljoen dollar. De zeven grootste bedrijven vertegenwoordigen hierbij meer dan twee derde van de totale marktwaarde. Maar hier wordt bijvoorbeeld ook Apple meegerekend als een digitaal platformbedrijf, terwijl de winst van Apple voor een groot deel voortkomt uit de verkoop via traditionele kanalen. Tegelijkertijd zijn sommige Nederlandse platforms, zoals bol.com, niet opgenomen omdat ze onderdeel zijn van een groter conglomeraat. Ook wordt Booking.com, vanwege de Amerikaanse eigenaar, niet meegerekend als Nederlands en dus Europees platform. Toch zijn het hoofdkantoor en een groot deel van de medewerkers in Nederland gevestigd. Iets vergelijkbaars geldt voor Marktplaats. Het feit dat er in Nederland verschillende toonaangevende platforms zijn gevestigd, geeft aan dat wij het goed doen, zeker als klein land.
Ook in bredere context doet Nederland het goed als het gaat om het benutten van de kansen die de digitale economie biedt. Dit blijkt ook uit internationale ranglijsten als die van de Europese Commissie en die van het World Economic Forum3. Volgens het CBS telde Nederland in 2015 ruim 50 duizend bedrijven die voornamelijk via internet hun omzet behalen.4
Platforms die op de Europese markt actief zijn, dienen zich daarbij aan Europese regelgeving en de regelgeving van de lidstaten te houden. Zo moeten buitenlandse platforms zich houden aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming en mededingingswetgeving indien zij actief zijn op de Europese markt. Europese en nationale toezichthouders kunnen dan ook optreden tegen buitenlandse platforms. Voorbeelden zijn de boetes die de Europese Commissie heeft opgelegd aan Google voor overtreding van het mededingingsrecht, of de boete die de Autoriteit Persoonsgegevens heeft opgelegd aan Facebook voor het overtreden van privacyregelgeving.
Allereerst moet ik een nuancering maken dat de in het artikel weergegeven citaten niet zonder meer de mening weergeven van de deelnemers aan het Dutch Transformation Forum. De samenstellers van het genoemde rapport over de platformeconomie hebben dit aangegeven in het bericht waaraan in vraag 1 gerefereerd is.
De ontwikkeling waarbij platforms uit binnen- en buitenland nieuwe innovaties op de markt brengen, zie ik in de eerste plaats als een positieve ontwikkeling. Digitale platforms zorgen voor toegankelijke, efficiënte markten en innovatieve producten en diensten. We vinden door hen makkelijker wat we zoeken, kopen goederen en diensten voor lagere prijzen en hebben altijd en overal toegang tot een zeer breed aanbod op allerlei terreinen. De waarde die burgers aan deze platforms ontlenen, is groot. En (kleinere) bedrijven kunnen via platforms eenvoudiger een veel groter bereik (zelfs wereldwijd) hebben. Grote technologiebedrijven zijn ook grote investeerders in onderzoek en ontwikkeling.5
Tegelijkertijd maken sommige partijen zich zorgen over de marktmacht die deze platformen hebben en de datavoorsprong die deze partijen weten op te bouwen. Het kabinet zet zich ervoor in dat markten waarop platforms actief zijn, competitief blijven, zodat de digitale economie een concurrerende economie is en blijft. Naar aanleiding van de zorgen over de marktpositie van platforms kijk ik onder andere naar de toekomstbestendigheid van het mededingingsbeleid in relatie tot platforms. Hierover consulteer ik momenteel een discussienotitie.6
Ik heb echter nog geen directe aanwijzingen dat de Nederlandse concurrentiepositie onder druk staat door buitenlandse platforms. Zoals aangegeven in het rapport, doet Nederland het relatief goed op het gebied van de ontwikkeling en toepassing van digitale platforms.
Daarbij is het van belang dat we niet op onze lauweren rusten. Zo moeten ondernemers wendbaar en innovatief zijn, zodat ze tijdig kunnen inspelen op de kansen die de nieuwe economie en nieuwe (digitale) technologie biedt. En we moeten er voor zorgen dat de randvoorwaarden voor de ontwikkeling en opschaling van nieuwe, eigen digitale platforms optimaal zijn.
Op dit punt signaleert het rapport dat fragmentatie van de (digitale) interne markt en toegang tot de juiste vorm van financiering belemmeringen kunnen vormen voor de groei van Nederlandse en Europese platformbedrijven. Daarom zet het kabinet zich in Brussel actief in voor het wegnemen van de belemmeringen binnen de interne markt.
Daarbij stimuleert het kabinet op verschillende wijze nieuwe bedrijvigheid en innovatie. Zo zijn er leningen voor de vroegefasefinanciering, waarmee starters of mkb-ondernemingen kunnen onderzoeken of hun idee kans van slagen heeft en is er de Seed Capital-regeling om vernieuwende ondernemingen te ondersteunen op technologisch en creatief gebied. Ook is er de startupdelta om bedrijven te helpen bij hun start in Nederland, of bij uitbreiding naar het buitenland. Verder zijn er diverse initiatieven vanuit de Europese Unie op dit gebied, waar gebruik van gemaakt kan worden. Tenslotte is er in het vernieuwde bedrijvenbeleid waarin ruim aandacht voor nieuwe (digitale) technologieën. Daarmee willen we ondernemers stimuleren samen met de wetenschap aan de slag te gaan om kansen van nieuwe digitale technologie als blockchain en kunstmatige intelligentie te benutten.
Zie ook het antwoord op vraag 4. Met het startup- en scale-upbeleid stimuleren we het ondernemersklimaat voor innovatieve technologiebedrijven, waaronder bedrijven die actief zijn in de platformeconomie. In de brief aan uw Kamer van 21 december jl. (Kamerstuk 32 637, nr. 343) heb ik aangegeven wat de inzet van het kabinet is om het ecosysteem te versterken. Daarbij is aangegeven dat hierbij een belangrijke rol is weggelegd voor StartupDelta. Het kabinet komt dit voorjaar met een brief die ingaat op de rol van startups en scale-ups binnen het technologie gerelateerde bedrijfsklimaat in Nederland en de toekomst van StartupDelta. De ambitie is om beter in te kunnen spelen op nieuwe markten en om internationale concurrentiekracht veilig te stellen.
In het rapport wordt het belang van toegang tot data vaak aangehaald. Zo geven de auteurs aan dat overheden toegang moeten krijgen tot relevante data wanneer zij experimenteerruimte biedt aan ondernemingen. Bovendien benadrukken de auteurs het brede belang van mogelijkheden om data mee te kunnen nemen naar andere aanbieders (dataportabiliteit).
In de Algemene Verordening Gegevensbescherming is hier voor persoonlijke data al een belangrijke stap in gezet. Begin 2019 zal het kabinet een visie op datadeling publiceren waar op de vraagstukken rondom datadeling tussen bedrijven wordt ingegaan. Daarnaast zal een Data Agenda Overheid worden gepubliceerd waarin onder andere wordt ingegaan op de verdere ontwikkelingen rondom open (overheids)data.
Ook vindt het kabinet, zoals aangegeven in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie, dat wet- en regelgeving geen onnodige belemmering voor innovatie mag vormen. Voldoende ruimte voor verantwoord experimenteren en is daarom zeker van belang. In dit kader heeft het kabinet het programma «betere regelgeving en dienstverlening» gelanceerd.
Voor zover het geven van experimenteerruimte betekent dat bepaalde sectoren meer vrijheid krijgen dan andere sectoren, is dat geen oplossing. Dat zou al snel tot oneerlijke concurrentie leiden. Daar waar bedrijven in de platformeconomie tegen bestaande regels aanlopen, kan gekeken worden welke ruimte er binnen die regels voor experimenten bestaat, zonder dat dit afbreuk doet aan een eerlijke economie. Ondernemers die belemmeringen ervaren bij het investeren en innoveren in de duurzame en digitale economie, kunnen met deze knelpunten terecht bij het Minister van Economische Zaken en Klimaat (https://www.ruimteinregels.nl).
Ik reageer op het genoemde ATR-advies met een afzonderlijke brief in het eerste kwartaal van 2019.
Zie antwoord op vraag 8.
Zoals de ATR zelf al aangeeft, zijn de regels voor de traditionele economie en de nieuwe economie identiek. Anders dan soms gedacht wordt, betreft dat ook het hergebruik van gegevens voor andere doelen dan waarvoor die gegevens afgegeven zijn. Ook in de platformeconomie mogen gegevens niet gebruikt worden voor andere doelen dan waarvoor ze zijn afgegeven. De doelbindingseis is voor beiden gelijk. Het is niet zo dat de platformeconomie de verkregen gegevens zonder additionele toestemming mag gebruiken voor andere doeleinden dan waar ze voor verkregen zijn. De regels zijn dus hetzelfde, waardoor er ook geen verschil in regeldruk is. Ik zie dan ook geen aanleiding om een nader onderzoek uit te voeren naar verschillen in regeldruk tussen de traditionele en de platformeconomie.
Het «platform-to-business» voorstel van de Europese Commissie zorgt voor gemeenschappelijke regels in de EU voor platforms in hun relatie met ondernemers die goederen of diensten via het platform aanbieden. Het voorstel bevat transparantievereisten en bepalingen over geschillenbeslechting. Het voorstel is van toepassing op alle platforms waarbij de zakelijke gebruikers in de Europese Unie gevestigd zijn en hun producten of diensten aanbieden aan consumenten die zich in de EU bevinden. Het platform zelf hoeft niet in de EU gevestigd te zijn.
Het voorstel voorkomt fragmentatie als gevolg van uiteenlopende nationale regelgeving over de onderwerpen in het voorstel. Gefragmenteerde regelgeving leidt tot hoge naleveringskosten en zou een platform dat binnen de EU wil groeien er van kunnen weerhouden grensoverschrijdende activiteiten te ondernemen. Het voorstel draagt daarom bij aan het beter functioneren van de Europese interne markt en voorkomt dat gefragmenteerde regelgeving over de relatie tussen platforms en ondernemers Europese spelers op achterstand zet.