Ingediend | 12 november 2018 |
---|---|
Beantwoord | 30 november 2018 (na 18 dagen) |
Indiener | Geert Wilders (PVV) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z20755.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-805.html |
Ja.
Ja.
De gehele procedure vanaf de eerste persvragen van RTL Nieuws tot aan het besluit op het Wob-verzoek van RTL Nieuws, heeft drie maanden geduurd. Voor de volledigheid schets ik hier de gang van zaken.
RTL Nieuws heeft op 31 mei 2018 gevraagd of het klopte dat het al dan niet instellen van strafvervolging destijds door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, is besproken met (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal, of het klopte dat de toenmalig Minister zijn opvatting hierover had ingekleed niet als een formele aanwijzing maar als een informeel verzoek, en wat de reactie van de voorzitter van het college hierop was. In antwoord hierop is op 6 juni 2018 geantwoord dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een zelfstandige vervolgingsbeslissing heeft genomen op basis van eigen afwegingen, en dat de Minister hierover bij ambtsbericht van 10 september 2014 is geïnformeerd, zoals te doen gebruikelijk in gevoelige zaken.
Hierop zijn door RTL Nieuws vervolgvragen gesteld, onder meer onder verwijzing naar (vermeende) notities met opties zoals ook in vraag 18 genoemd, en een (vermeend) contact met de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals ook in vraag 19 genoemd. Hierop is op 15 juni 2018 geantwoord dat ook na een nieuwe grondige check geen enkele indicatie is aangetroffen dat het anders is gegaan dan zoals eerder aan RTL Nieuws gemeld, namelijk dat het OM indertijd een zelfstandige vervolgingsbeslissing heeft genomen op basis van eigen juridische afwegingen.
Er is ten behoeve van deze beantwoording onderzoek gedaan in de (digitale) systemen van het bestuursdepartement en ook is navraag gedaan bij het OM. Bij dit onderzoek zijn betrokken (oud-)medewerkers van het bestuursdepartement en het OM bevraagd.
Ook anderszins is niet gebleken van enige andere gang van zaken dan die al vanaf het begin is gemeld door het OM, namelijk dat het OM zelfstandig de beslissing tot vervolging heeft genomen op basis van eigen afwegingen.
Bij brief van 27 juni 2018 heeft RTL Nieuws vervolgens een Wob-verzoek ingediend over «de beslissing om strafvervolging in te stellen tegen de heer G. Wilders wegens diens «minder-Marokkanen» uitspraak in 2014 en de vraag of er enigerlei betrokkenheid is geweest van mijn ministerie bij dat besluit van het openbaar ministerie«. In het besluit op dit verzoek d.d. 23 augustus 2018 is vermeld dat het College van procureurs-generaal mijn ambtsvoorganger met een ambtsbericht van 10 september 2014 heeft geïnformeerd over het besluit van het OM om vervolging tegen de heer Wilders in te stellen. Het genoemde ambtsbericht is middels interne correspondentie aan mijn ambtsvoorganger aangeboden.
Volledigheidshalve maak ik ook melding van enkele andere stukken die zijn aangetroffen bij de hierboven beschreven zoekacties betreffende deze zaak die buiten de reikwijdte vielen van de door RTL Nieuws gestelde persvragen en het Wob-verzoek. Het OM heeft mij laten weten te beschikken over een korte aantekening naar aanleiding van een regulier periodiek overleg tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig voorzitter van het College van 2 april 2014 die inhoudt: «Wilders – procedure besproken – 1000 aangiften».
Voorts is aangetroffen een aantal stukken van na de vervolgingsbeslissing van het OM. Het betreft een memo van het OM van 24 september 2014 inzake de beveiliging rondom een eventuele rechtszaak. Verder een ambtsbericht van 7 oktober 2014 waarin het College van procureurs-generaal mijn ambtsvoorganger heeft geïnformeerd over vervolgstappen. Vervolgens heeft het College van procureurs-generaal mijn ambtsvoorganger bij ambtsbericht van 17 december 2014 geïnformeerd over de openbaarmaking van de vervolgingsbeslissing. Op 18 december 2014 heeft het OM hierover een persbericht uitgebracht.
Nee, die mening deel ik niet. Ik zal de vragen in het vervolg van deze antwoorden zo goed mogelijk beantwoorden.
Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen. Er is aan RTL Nieuws meermalen bericht dat bij de onder vraag 3 beschreven onderzoeken in de systemen niet is gebleken van een (formele) aanwijzing van de Minister ex artikelen 127 en 128 Wet op de Rechterlijke Organisatie (Wet RO), noch van enig verzoek tot vervolging.
Zoals bij de vorige vraag reeds is aangegeven is RTL Nieuws meermalen bericht dat bij onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten niet is gebleken van een (formele) aanwijzing van de Minister ex artikelen 127 en 128 Wet RO, noch van een verzoek tot vervolging. Tijdens de zoekacties zoals in het antwoord op vraag 3 beschreven, is betreffende de vervolgingsbeslissing alleen het ambtsbericht van 10 september 2014 aangetroffen waarin mijn ambtsvoorganger door het College van procureurs-generaal is geïnformeerd over de door het OM genomen beslissing.
Ingevolge de artikelen 127 en 128 Wet RO kan de Minister van Justitie en Veiligheid een aanwijzing geven. De Minister van Justitie en Veiligheid maakt zeer terughoudend gebruik van zijn wettelijke aanwijzingsbevoegdheid.
Vanuit het departement is aan de heer Opstelten ter kennisneming de reactie van het OM doorgestuurd, die op dat moment reeds aan RTL Nieuws was verstrekt. De heer Opstelten heeft daarop de e-mail waarin hij RTL Nieuws berichtte niets toe te voegen te hebben aan de reeds door het OM gegeven reactie, ter kennisneming doorgezonden aan mijn departement. Vanuit het OM is er contact geweest met de oud-voorzitter van het College. Hij heeft aangegeven geen aanwijzing of verzoek te hebben gehad van de toenmalig Minister van Justitie en Veiligheid en dat het OM zelfstandig de beslissing tot vervolging heeft genomen.
Ik kan geen kennis dragen van wat alle ambtenaren van mijn departement communiceren met medewerkers van het OM. Zo kan bijvoorbeeld sprake zijn van medewerkers die een persoonlijke opvatting ventileren of bijvoorbeeld van een miscommunicatie. Zoals reeds meermalen is aangegeven, is niet gebleken van een (formele) aanwijzing of een verzoek van dien aard van de toenmalig Minister. Ook van een dergelijk verzoek van een ambtenaar van mijn departement is mij niet gebleken. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Zoals reeds op vraag 8 is geantwoord, is mij bekend dat de heer Opstelten RTL Nieuws heeft gemeld niets toe te voegen te hebben aan de reactie van het OM. Het is het College bekend dat de oud-voorzitter van het College eerst via zijn woordvoerder verwees naar de reactie van het OM. Van een reactie van de oud-voorzitter zoals hierboven beschreven is het College niets bekend.
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Tijdens de onder vraag 3 beschreven onderzoeken zijn geen uitlatingen van deze strekking in wat voor schriftelijke vorm dan ook aangetroffen. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Onder meer in het kader van de behandeling van het Wob-verzoek van RTL Nieuws is expliciet gezocht naar notulen met (overwegingen omtrent de) vervolgingsbeslissing dan wel de strafzaak op het departement en het OM. Deze zijn niet aangetroffen.
Mijn ambtsvoorganger is door het College van procureurs-generaal bij ambtsbericht van 10 september 2014 over de door het OM genomen vervolgingsbeslissing geïnformeerd. In ambtsberichten informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid, gelet op de ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Met de informatie die langs deze weg tot mij komt, ga ik prudent om. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om gevolgen heeft voor een zaak. Ik zal daarom geen afschrift doen van dit ambtsbericht.
Ingevolge artikel 11 van het Reglement van Orde van het College van procureurs-generaal en artikel 129 Wet RO, informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid over (de voortgang van) gevoelige strafzaken. Zoals ook in de brief d.d. 21 december 2016 van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer2, in reactie op de motie Van der Staaij-Segers d.d. 12 oktober 20163, is aangegeven, stelt mij dat in de gelegenheid om mijn politieke verantwoordelijkheid voor het handelen van het OM waar te maken. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 3.
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Bij de onder vraag 3 beschreven onderzoeken is daar niets van gebleken. Ik verwijs hierbij ook naar het antwoord op vraag 16.
Ik kan geen kennis dragen van wat alle ambtenaren van alle departementen bespreken met medewerkers van het OM. Zoals reeds meermalen is aangegeven, is niet gebleken van een (formele) aanwijzing of een verzoek van dien aard van mijn ambtsvoorganger. Van een dergelijk verzoek van een ambtenaar van een van de departementen is ook niet gebleken. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Er is regelmatig overleg tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de top van het OM. Dat gebeurt in het overleg zoals bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van het College van procureurs-generaal. Daar worden beleids- en beheersmatige onderwerpen besproken. Daarnaast informeert het College de Minister over gevoelige onderwerpen, ex artikel 11 Reglement van Orde. Dat gebeurt soms in persoon, maar veelal via ambtsberichten. Tussen 12/19 maart 2014 en de beslissing van het OM, om tot vervolging over te gaan – september 2014 – is er regulier overleg geweest tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig voorzitter van het College van procureurs-generaal. Van deze overleggen wordt geen verslag opgemaakt. Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven heeft het OM mij laten weten over een korte aantekening te beschikken van dit reguliere overleg. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 3.
Uit de onder vraag 3 beschreven onderzoeken is mij niet gebleken van dergelijke notities.
Bij navraag binnen beide departementen en de onder vraag 3 beschreven onderzoeken, is mij niet gebleken van dergelijke contacten.
Voor de aangetroffen documenten verwijs ik naar het antwoord op vraag 3. Alleen het ambtsbericht van 10 september 2014 heeft betrekking op de totstandkoming van de vervolgingsbeslissing. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 21.
Ja, dat klopt. Over de vervolgingsbeslissing in deze zaak is mijn ambtsvoorganger geïnformeerd bij ambtsbericht van 10 september 2014. In ambtsberichten informeert het College mij, gelet op mijn ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Met de informatie die langs deze weg tot mij komt, ga ik prudent om. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om gevolgen heeft voor een zaak. Ik zal daarom geen afschrift doen van dit ambtsbericht.
Zie het antwoord op vraag 21 voor de toelichting waarom ambtsberichten niet openbaar gemaakt worden.
Zoals door het OM is aangegeven, is de beslissing tot vervolging geheel zelfstandig genomen door het OM, op basis van eigen afwegingen. Het ambtsbericht waarin deze beslissing wordt gemeld, bevat die afwegingen.
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 23.
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 21.
Ik verwijs naar het antwoord op de vragen 17 en 21 voor een toelichting waarom ambtsberichten absoluut vertrouwelijk dienen te blijven. Dit geldt ook voor het (vertrouwelijk) inzage krijgen in het ambtsbericht.
Al voor mijn aantreden als Minister van Justitie en Veiligheid was ik op de hoogte van de beslissing van het OM tot vervolging over te gaan.
Ik was door openbare bronnen op de hoogte van de beslissing van het OM.
Ja.
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.