Ingediend | 17 oktober 2018 |
---|---|
Beantwoord | 1 november 2018 (na 15 dagen) |
Indiener | Michiel van Nispen |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | organisatie en beleid recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z18614.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-494.html |
Uit het regeerakkoord volgt de opdracht om het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand te herzien. Om die opdracht goed vorm te geven, is het nodig alle mogelijkheden te onderzoeken en daartussen keuzes te maken. Die keuzes bereid ik weloverwogen en in contact met professionals in en om het stelsel voor. Veel varianten passeren daarbij de revue. Enkele daarvan worden aangehaald in het artikel van Trouw. Ik ben bezig de laatste hand te leggen aan de uitwerking. Ik hoop u voor de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid mijn voorstel voor modernisering van de rechtsbijstand toe te sturen.
Op basis van de gegevens in de Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2016 maak ik – kort samengevat – op dat sprake is van een omvangrijke doelgroep met enkele overeenkomende, maar ook onderling sterk verschillende kenmerken, die ik niet als «zeer specifiek» zou willen typeren.2 Uit voornoemde Monitor volgt onder meer dat degene die een beroep doet op de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb-gebruiker) relatief vaak van het mannelijk geslacht is, hij (of zij) – met uitzondering van strafzaken – relatief vaak in de leeftijdscategorie 25 tot 55 jaar valt, uitkeringsgerechtigd is en relatief vaak tot de groep niet-Westerse allochtonen hoort.
Het voorgaande laat echter onverlet dat er ook grote verschillen kunnen zijn tussen Wrb-gebruikers onderling. Immers, het bereik van de Wrb was in 2016 naar schatting 40% van de Nederlandse bevolking. Dit bereik wordt in hoofdzaak door de hoogte van het inkomen bepaald, al zijn daar uitzonderingen op. Zo kennen de ambtshalve toevoegingen geen draagkrachttoets en komen ook slachtoffers van ernstige misdrijven zonder toets in aanmerking voor gesubsidieerde rechtsbijstand.
Dat erken ik. Dat volgt bijvoorbeeld ook uit figuur 4.6 in de Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand 2016. De overheid is wederpartij in de meerderheid (61%) van de zaken waarin gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend. Het gaat daarbij niet alleen om zaken in het strafrecht en asielrecht, maar ook (bijna 15%) om bestuursrechtelijke procedures met onder andere het UWV, DUO, de SVB, de Belastingdienst en gemeentebesturen. Ik vind dat de overheid het goede voorbeeld moet geven en wil daarom inzetten op het voorkomen van onnodige procedures en juridisering bij de overheid. Ook dit onderdeel betrek ik in mijn voorstel.