Kamervraag 2018Z17954

De zienswijze ‘Dierproeven ten behoeve van de Veehouderij’ van de Raad voor Dieraangelegenheden

Ingediend 9 oktober 2018
Beantwoord 14 januari 2019 (na 97 dagen)
Indiener Frank Wassenberg (PvdD)
Beantwoord door Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU)
Onderwerpen dieren landbouw
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z17954.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-1139.html
1. https://www.rda.nl/publicaties/publicaties/2018/10/01/dierproeven
2. Hoe wordt voorkomen dat proefdierendierenonderzoek niet leidt tot het verder belasten van het dier in de (intensieve) veehouderij en hoe kan worden ingebed dat bij de opzet van het onderzoek ook fundamentele aanpassingen van het (intensieve) houderijsysteem worden overwogen.
  • Vraag 1
    Heeft u kennisgenomen van de zienswijze «Dierproeven ten behoeve van de Veehouderij» van de Raad voor Dieraangelegenheden?1

    Ja. Ik heb deze zienswijze met mijn beleidsreactie op 9 november 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 000-XIV, nr. 61).

  • Vraag 2
    Erkent u dat de zienswijze geen antwoord geeft op de eerste twee opdrachtvragen? Kunt u alsnog een antwoord geven op deze vragen?2

    De RDA heeft mijns inziens in de zienswijze alle gestelde vragen beantwoord.

  • Vraag 3
    Erkent u dat het in de zienswijze ontbreekt aan een fundamentele afweging of de (intensieve) veehouderij als doel gerechtvaardigd is voor het doen van dierproeven? Vindt u dit een tekortkoming van de zienswijze? Zo nee, waarom niet?
  • Vraag 4
    Kunt u aangeven, in absolute aantallen en in percentages, hoe vaak de Centrale Commissie Dierproeven de afgelopen vijf jaar een aanvraag voor dierproeven ten behoeve van de (intensieve) veehouderij heeft afgewezen?
  • Vraag 5
    Kunt u aangeven hoeveel aanvragen de Centrale Commissie Dierproeven de afgelopen vijf jaar heeft beoordeeld waarin het productievermogen van het dier zijn natuurlijke grenzen had bereikt of dreigde te overschrijden? Hoe zijn deze dierproeven beoordeeld?
  • Vraag 6
    Deelt u de mening dat dierproeven die direct of indirect bijdragen aan het verder belasten van dieren niet zouden moeten worden toegestaan? Zo nee, waarom niet?
  • Vraag 7
    Kunt u aangeven hoeveel aanvragen de Centrale Commissie Dierproeven de afgelopen vijf jaar heeft beoordeeld die gericht waren op het bestrijden van symptomen van gezondheids- en welzijnsproblemen van dieren in de intensieve veehouderij, maar waarbij geen of weinig aandacht was voor onderliggende oorzaken of voor alternatieve oplossingen? Hoe zijn deze aanvragen beoordeeld?
  • Vraag 8
    Deelt u de mening dat dit soort dierproeven niet zouden moeten worden toegestaan? Zo nee, waarom niet?
  • Vraag 9
    Kunt u aangeven hoeveel aanvragen de Centrale Commissie Dierproeven de afgelopen vijf jaar heeft beoordeeld ten behoeve van de veehouderij, waarbij sprake was van ernstig ongerief?

    Er zijn 18 aanvragen beoordeeld waarbij een deel van de dieren potentieel ernstig ongerief kan ondervinden. Hiervan zijn 17 aanvragen vergund.
    Het betrof hier met name ontwikkeling en testen van vaccins tegen verschillende ziekteverwekkers bij kippen, varkens en runderen.
    In de vergunde aanvragen liep het percentage dieren dat mogelijk ernstig ongerief zou kunnen ondervinden uiteen van 0,1% tot 50% van alle dieren in het project. In 8 van de 17 projecten is de ongeriefsinschatting «ernstig» voor minder dan 10% van de dieren van toepassing.

  • Vraag 10
    Kunt u aangeven wat het doel van deze experimenten was, waaruit de experimenten bestonden en welk ongerief de dieren ondergingen? Hoe zijn deze aanvragen beoordeeld?

    Zie antwoord vraag 9.

  • Vraag 11
    Deelt u de mening dat dierproeven voor de (intensieve) veehouderij in ieder geval niet zouden mogen worden uitgevoerd als er ernstig ongerief optreedt? Zo nee, waarom niet?

    Mijn lijn met betrekking tot alle dierproeven is «nee, tenzij». Dat betekent dat dierproeven alleen worden uitgevoerd als het niet anders kan. Indien een onderzoek niet op een andere manier kan worden uitgevoerd dan met gebruik van proefdieren, is het aan de CCD om een ethische afweging te maken over het ongerief van de proefdieren in relatie tot de voordelen die het onderzoek oplevert voor mens, dier en milieu.

  • Vraag 12
    Wat vindt u ervan dat de zienswijze dierproeven toestaat wanneer er voordelen zijn voor andere duurzaamheidsdoelen binnen de veehouderij dan dierenwelzijn en de gezondheid van dieren zelf?

    Ik deel de zienswijze van de RDA, waarin het uitgangspunt wordt gehanteerd dat een dierproef ten behoeve van de veehouderij allereerst een directe bijdrage dient te leveren aan het belang van het doeldier zelf, op het gebied van dierenwelzijn of diergezondheid. Maar ook andere duurzaamheidsdoelen binnen de veehouderij tellen mee in de afweging, zoals milieu, volksgezondheid, voedselzekerheid en economie. Soms kunnen deze belangen inderdaad tegenstrijdig zijn. Dit betekent dat soms het belang van het dier afgewogen moet worden tegen de belangen van andere duurzaamheidsdoelen. Symptoombestrijding of enkel economisch belang zijn daarbij niet voldoende reden om een dierproef te verrichten. Niet alleen de CCD maar alle partijen in de onderzoekketen gericht op de veehouderij hebben een eigen verantwoordelijkheid in dit afwegingsproces.

  • Vraag 13
    Deelt u de mening dat door de brede definitie van duurzaamheid die wordt gehanteerd in de zienswijze (namelijk een betere gezondheid van mens en dier, een rendabele bedrijfsvoering, minder uitstoot en beter dierenwelzijn) er onvoldoende kritisch naar de noodzaak van dierproeven wordt gekeken?

    Zie antwoord vraag 12.

  • Vraag 14
    Deelt u de mening dat er binnen deze definitie tegenstrijdige belangen bestaan? Zo nee, waarom niet?

    Zie antwoord vraag 12.

  • Vraag 15
    Deelt u de mening dat het teleurstellend is dat er in de zienswijze geen concreet streefbeeld is opgenomen ten opzichte van proefdiervrije innovatie en het afbouwen van het aantal proefdieren ten behoeve van de veehouderij? Zo nee, waarom niet?

    De RDA ziet kansen om proefdiervrije innovatie te stimuleren voornamelijk in het voortraject van het onderzoek. Hiervoor wil ik me inzetten binnen mijn traject Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI) (Kamerstuk 33 236, nr. 71). Mijn streven is om het verminderen van dierproeven hand in hand te laten gaan met de ontwikkeling naar meer duurzame veehouderijsystemen. Desondanks zal onderzoek op het doeldier zelf ook in de toekomst noodzakelijk blijven om bij te dragen aan de verduurzaming van de veehouderij en het belang van de dieren.

  • Vraag 16
    Bent u bereid in uw reactie op de zienswijze te komen tot een concreet afbouwplan ten opzichte van het aantal dierproeven ten behoeve van de veehouderij en het aantal dieren dat daarvoor gebruikt wordt?

    Zie antwoord vraag 15.

  • Vraag 17
    Bent u bereid om uw reactie naar de Kamer te sturen voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die gepland is in week 44?

    De vragen konden helaas niet voor de begrotingsbehandeling worden beantwoord vanwege de benodigde afstemming met externe partijen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 394). De RDA zienswijze met mijn beleidsreactie is op 9 november 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 35 000-XIV, nr. 61).

  • Mededeling - 18 oktober 2018

    Op 9 oktober 2018 heeft het lid Wassenberg (PvdD) schriftelijke vragen gesteld (kenmerk 2018Z17954) over de zienswijze «Dierproeven ten behoeve van de Veehouderij» van de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA). De vragen kunnen niet binnen de gevraagde termijn worden beantwoord vanwege de benodigde afstemming met externe partijen. Ik heb de betreffende zienswijze op 1 oktober jl. van de RDA mogen ontvangen en zal uw Kamer binnen de gebruikelijke termijn mijn beleidsreactie doen toekomen.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2018Z17954
Volledige titel: De zienswijze ‘Dierproeven ten behoeve van de Veehouderij’ van de Raad voor Dieraangelegenheden
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20182019-1139
Volledige titel: Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over de zienswijze 'Dierproeven ten behoeve van de Veehouderij' van de Raad voor Dieraangelegenheden