Ingediend | 8 oktober 2018 |
---|---|
Beantwoord | 9 november 2018 (na 32 dagen) |
Indiener | Kirsten van den Hul (PvdA) |
Beantwoord door | Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
Onderwerpen | internationaal ontwikkelingssamenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z17867.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-579.html |
Ja.
Ja. Naast Action Aid en Plan International, hebben ook Rutgers en Saferworld bericht ontvangen dat hun registratieaanvraag wordt afgewezen. Met alle vier organisaties heeft het Kabinet contact.
Op 9 oktober jl. vond in Islamabad een ontmoeting plaats tussen de EU ambassadeur, die betrokken lidstaten vertegenwoordigde, en de ambassadeurs van Australië, Canada, Noorwegen en Zwitserland met de Pakistaanse Minister van Staat, Shehryar Afridi. Zorgen werden uitgesproken over het besluit en er werd gevraagd om opheldering omtrent het proces en de besluitvorming. Dit gesprek bood enige, maar beperkte hoop. Vervolggesprekken met andere betrokken ministers en op ambtelijk/technisch niveau zullen nog plaatsvinden. In die gesprekken zal o.a. worden verwezen naar het Generalised System of Preferences (GSP+) van de Europese Unie en de gevolgen van het Pakistaanse besluit hierop. Totdat deze gesprekken hebben plaatsgevonden, is het te vroeg om te kunnen bevestigen of gedupeerde maatschappelijke organisaties binnen de zestig dagen in aanmerking komen voor een nieuwe registratie.
Met regelmaat is de krimpende ruimte voor maatschappelijke organisaties in Pakistan, zowel bilateraal als in EU-verband, aan de orde gesteld. Zo is het onderwerp bij het bezoek van de mensenrechtenambassadeur, laatstelijk in april 2017, aan Pakistan bij diverse gesprekspartners, waaronder vertegenwoordigers van de regering, aan de orde gesteld. Ook in gesprekken van de Nederlandse ambassadeur in Pakistan met vertegenwoordigers van de regering en tijdens ander (hoog)ambtelijk overleg is dit het geval. Daarnaast is hiervan sprake tijdens gesprekken in EU-verband met Pakistaanse vertegenwoordigers van de regering, zoals tijdens de subcommissie mensenrechten in november 2017, en in de VN-mensenrechtenraad. De EU zal dit ook in de komende weken en maanden blijven doen.
Zie antwoord vraag 3.
Monitoring vindt plaats door de Nederlandse ambassade in Islamabad door het onderhouden van een breed netwerk onder lokale en internationale maatschappelijke organisaties in Pakistan en individuele activisten. Via beschikbare middelen uit het mensenrechtenfonds ondersteunt de post daarnaast een divers aantal organisaties uit het maatschappelijk middenveld in hun activiteiten. Ook neemt de ambassade deel aan een regelmatig overleg met EU en gelijkgezinde landen, waarin informatie en de laatste stand-van-zaken wordt gedeeld. In Nederland vinden op ambtelijk niveau halfjaarlijks gesprekken plaats met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, waarbij hiernaar wordt geïnformeerd alsmede naar de voortgang op registratie.
Nee, ik ben hierdoor niet verrast. De kwestiespeelt al sinds 2015 toen in Pakistan een nieuw registratiebeleid werd ingevoerd naar aanleiding van de vermeende rol van Save the Children in het bevestigen van de aanwezigheid van Osama bin Laden in de stad Abbotabad in Pakistan. Eind november 2017 zouden volgens de Pakistaanse pers 31 internationale NGO’s (15 bevestigd) per brief zijn geïnformeerd dat hun registratie-verzoek was afgewezen. Naar aanleiding daarvan vond op 10 januari 2018 een gesprek in Islamabad plaats tussen vertegenwoordigers van de EU-delegatie, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Australië, Noorwegen en Canada met de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, Ahsan Iqbal. In dat gesprek zegde de Minister toe dat de betrokken organisaties, hangende de beroepsprocedure, in Pakistan konden blijven. Achttien van deze organisaties hebben nu een negatieve reactie gekregen op hun beroep.
Indien de maatschappelijke organisaties hun werk daadwerkelijk niet meer mogen voortzetten, zou dit besluit op de eerste plaats Pakistani’s treffen die het voordeel van deze programma’s genieten en bijna allemaal behoren tot de meest kwetsbaren onder de Pakistaanse bevolking (vrouwen, kinderen en minderheden). Tegelijkertijd heeft een aantal internationale organisaties de afgelopen jaren wel een registratie ontvangen en is zo in staat om het werk voort te zetten. Daarnaast kenmerkt Pakistan zich door een actief lokaal maatschappelijk middenveld.
Het is beter het gesprek met Pakistan aan te gaan en er daarbij op te wijzen dat door Nederland gefinancierde maatschappelijke organisaties een belangrijke rol spelen bij capaciteitsopbouw en bij het behalen van de duurzame ontwikkelingsdoelen. Eind oktober jl. heeft een delegatie van de Europese Commissie Pakistan bezocht om een monitoringmissie uit te voeren in het kader van het Generalised System of Preferences Plus (GSP+). Tijdens deze monitoringmissie heeft de Commissie het Pakistaanse besluit aan de orde gesteld.
Krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld wordt meegewogen bij de beoordeling door de monitoringsmissie, net zoals dit in de monitoringperiode 2016–2017 is gebeurd.