Ingediend | 13 september 2018 |
---|---|
Beantwoord | 12 november 2018 (na 60 dagen) |
Indiener | Corrie van Brenk (PvdA) |
Beantwoord door | Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z15976.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-597.html |
Ja.
Schijnzelfstandigheid is lastig te onderzoeken, omdat de beoordeling ervan afhangt van de weging van feiten en omstandigheden. Het IBO Zzp (2015) concludeert op basis van andere onderzoeken dat er in Nederland sprake is van schijnzelfstandigheid bij 2 tot 17% van de zelfstandigen. Een eerder rapport van SEOR (Zzp tussen werknemer en ondernemer, 2013) heeft geprobeerd een inschatting te maken van schijnzelfstandigheid in verschillende sectoren. Dit onderzoek geeft aan dat er in de bouw bij 3–5% van de zelfstandigen sprake is van schijnzelfstandigheid, in de thuiszorg bij 9–15%, in het wegvervoer 14% en in het management- en organisatieadvies bij 5–10%. Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat het aandeel buitenlandse zzp’ers in de onderzoekspopulatie laag is en een deel van de vermoede (schijn)constructies met buitenlandse zzp’ers niet in het onderzoek zijn meegenomen. In dit onderzoek is ook leeftijd meegenomen, maar wordt aangegeven dat er geen samenhang is tussen de criteria voor schijnzelfstandigheid en leeftijd.
In algemene zin is bekend dat zelfstandigen meestal op latere leeftijd en vanuit loondienst starten. Dit ligt voor de hand, omdat veel personen eerst ervaring en expertise opdoen voor ze starten als zelfstandige. In de Zelfstandige Enquête Arbeid 2017 (TNO/CBS) is onderzoek gedaan naar onder andere startmotieven en tevredenheid van zzp’ers. Daaruit blijkt dat het merendeel start als zzp’er vanwege positieve startmotieven – ze zijn op zoek naar een nieuwe uitdaging, meer autonomie, of een betere werk/privébalans. Ongeveer 10% van de zzp’ers geeft aan te zijn gestart als zzp’er omdat ze in hun vorige baan zijn ontslagen, hun contract niet werd verlengd, of omdat zij geen geschikte baan konden vinden in loondienst. Ongeveer 2% van de zzp’ers geeft aan dat de werkgever wilde dat de zzp’er op die manier ging werken. Ruim 82% van de zzp’ers geeft aan over 5 jaar nog te werken als zzp’er als het aan henzelf licht. Dit geeft aan dat zzp’ers veelal tevreden zijn over hun arbeidsmarktsituatie. In het rapport zijn deze cijfers niet uitgesplitst naar sector.
Volgens het CBS waren er in 2017 1,055 miljoen zzp’ers. Hiervan waren er 470.000 50 jaar of ouder.2
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Op individuele belastingplichtigen kan de Belastingdienst op grond van zijn geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR niet ingaan. Wel kan worden opgemerkt dat meldingen die bij de Belastingdienst binnenkomen worden beoordeeld en kunnen leiden tot een nader onderzoek en tot maatregelen.
De Belastingdienst houdt – binnen de grenzen van het handhavingsmoratorium – risicogericht toezicht bij opdrachtgevers, en beoordeelt in die gevallen of sprake is van een dienstbetrekking tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De leeftijd van opdrachtnemers speelt bij die beoordeling geen rol, omdat de wettelijke bepalingen en jurisprudentie omtrent de kwalificatie van een arbeidsrelatie geen onderscheid in leeftijd maakt.
De Inspectie SZW houdt risicogericht toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving, zoals de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (wml), de Arbeidstijdenwet (Atw) en de Arbeidsomstandighedenwet. Werknemers kunnen individueel of via een vakbond of ondernemingsraad melding doen van eventuele misstanden. Bij geconstateerde overtreding van de relevante arbeidswetgeving kan de Inspectie handhavend optreden met de bedoeling om bij de desbetreffende bedrijven een gedragsverandering te realiseren die maakt dat deze bedrijven de arbeidswetgeving gaan naleven. In die gevallen kan schijnzelfstandigheid onderdeel zijn van de overtreding en kan daarop worden gehandhaafd. Over eventuele lopende onderzoeken van de Inspectie doe ik geen mededelingen. Het programma Schijnconstructies en cao- naleving besteedt bijzondere aandacht aan de aanpak van schijnconstructies zoals schijnzelfstandigheid en schijnvennootschappen. Op 23 oktober jl. heb ik een meerjarige rapportage over dit programma aan uw Kamer toegezonden.
Zie antwoord vraag 6.
Zie antwoord vraag 6.
Het kan inderdaad zo zijn dat een verzekeringspolis een lagere eindleeftijd heeft dan de AOW-leeftijd. Conform de gemaakte afspraak in het regeerakkoord ben ik in gesprek met het Verbond van verzekeraars om een beter verzekeringsaanbod te bevorderen. Het vraagstuk van de eindleeftijd van de verzekeringspolis in relatie tot de AOW-leeftijd, is onderdeel van deze gesprekken met private verzekeraars. Het doel van de gesprekken is om tot opties te komen om het bestaande verzekeringsaanbod te bevorderen en daarmee de verzekeringsgraad van zelfstandigen te verhogen. Over dit onderwerp zal ik nog dit jaar een brief aan uw Kamer sturen.
Op grond van de huidige wetgeving bouwt een (beperkt) deel van de zelfstandigen pensioen op bij een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds of een verplicht gestelde beroepspensioenregeling. Aansluitend op het werknemerschap kunnen zelfstandigen ook gebruik maken van de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting bij het betreffende pensioenfonds. Daarnaast hebben zelfstandigen de mogelijkheid om in de derde pijler pensioen op te bouwen. In het regeerakkoord is afgesproken om het pensioenstelsel te vernieuwen, waarmee tevens het stelsel aantrekkelijker wordt voor zelfstandigen om vrijwillig voort te zetten of (vrijwillig) aan te sluiten.
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van het lid Van Brenk (50PLUS) van 13 september 2018 over het bericht: «De keerzijde van 100.000 zzp’ers in de bouw: meer dan tien procent is fake, arm en kwetsbaar» niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is, omdat de beantwoording van de vragen meer tijd vergt.