Ingediend | 5 september 2018 |
---|---|
Beantwoord | 9 november 2018 (na 65 dagen) |
Indiener | Vera Bergkamp (D66) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z15296.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-568.html |
Ja.
Het rapport van de heer Tops en collegae is niet het eerste noch het enige rapport dat wijst op de prominente plek van Nederland waar het de productie van en handel in synthetische drugs betreft. In Europese rapporten, waaronder het rapport «Serious and Organised Crime Threat Assessment (SOCTA) 2017»2 van Europol en het Europees Drugs Rapport 2018 van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EMCDDA)3, kwamen onderzoekers al eerder tot een soortgelijke conclusie. Daarnaast is het een gegeven dat er in Nederland jaarlijks tientallen illegale laboratoria voor synthetische drugs worden opgespoord en ontmanteld, en dat het aantal illegale afvaldumpingen elk jaar blijft toenemven. Dit duidt er onmiskenbaar op dat het hier een forse industrie betreft.
De onderzoekers hebben in hun rapport op uitgebreide wijze aangegeven welke berekeningen zij hebben toegepast en welke veronderstellingen en schattingen daarbij zijn gebruikt. Zij zetten hun werkwijze, ook in één van de bijlagen bij het rapport, uitgebreid uiteen. De verantwoording voor deze werkwijze ligt bij de onderzoekers.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
De verantwoordelijkheid voor het samenstellen van en oordelen over de begeleidingscommissie is aan de onderzoekers en opdrachtgevers van het onderzoek. Dit onderzoek is niet uitgevoerd in opdracht van één van onze ministeries.
Het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) is gevraagd om advies uit te brengen op basis van de uitkomsten van het rapport van de Politieacademie. Dit advies wordt voor het einde van het jaar verwacht. Hierover is uw Kamer per brief van 3 oktober jl. geïnformeerd.4
Wij hebben verschillende cijfers tot onze beschikking om te kunnen komen tot een koers van het Nederlandse drugsbeleid. Denk hierbij aan de cijfers uit de Nationale Drug Monitor (die jaarlijks verschijnt en naar uw Kamer wordt verstuurd) en eerder genoemde Europese rapporten5 die een beeld schetsen van de Nederlandse situatie, ook in vergelijking tot andere landen.
Ook wordt geput uit andere onderzoeken naar de prevalentie van drugsgebruik en verschillende cijfers van politie en OM (bijvoorbeeld uit de Rapportage aanpak georganiseerde ondermijnende criminaliteit of uit de registraties van opgerolde productielocaties). Daarnaast komt het regelmatig voor dat er aanvullend onderzoek wordt gedaan naar bepaalde aspecten van de drugseconomie, zoals het onderzoek naar drugshandel op internet uit 20166 of het onderzoek naar de export van in Nederland geteelde cannabis uit 20147.
Het Nederlandse drugsbeleid is al jaren gestoeld op een gebalanceerde aanpak, waarbij zowel oog is voor het beschermen van de volksgezondheid als voor aspecten op het terrein van justitie en veiligheid. Binnen deze aanpak wordt de georganiseerde drugsproductie op integrale wijze aangepakt, door inzet van alle partners, waaronder de politie en het Openbaar Ministerie, maar ook het openbaar bestuur, de Belastingdienst en de FIOD. Het gegeven dat het een hardnekkig en complex fenomeen betreft, betekent niet dat deze aanpak in het geheel niet succesvol is.
De afgelopen jaren zijn er in de opsporing en vervolging van de georganiseerde productie van synthetische drugs wel degelijk operationele successen geboekt. Tegelijkertijd valt er nog veel te verbeteren. Daarom wordt de komende tijd stevig geïnvesteerd in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, middels een structurele financiële versterking van € 5 miljoen in 2018, oplopend tot € 10 miljoen vanaf 2019, en een eenmalige impuls van € 100 miljoen in de vorm van het zogenaamde Ondermijningsfonds. Plannen voor de besteding van deze middelen worden momenteel verzameld. Op advies van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) ligt de focus daarbij op het krachtiger aanpakken van de illegale drugsindustrie. De noodzaak daartoe heb ik eerder toegelicht in mijn brief aan de Kamer van 11 juli jl. over de versterking van de aanpak van ondermijning8. Binnen deze versterkte aanpak is de inzet van politiecapaciteit een mogelijk instrument, maar zeker niet het enige.
Ketamine is een geneesmiddel en valt daarom onder de Geneesmiddelenwet. Een geneesmiddel kan zowel onder de Geneesmiddelenwet vallen als op een van de lijsten van de Opiumwet staan als het een gevaar vormt voor de volksgezondheid. Dit is niet het geval bij ketamine, maar bijvoorbeeld wel bij morfine. De Geneesmiddelenwet en de Opiumwet vormen geen belemmering voor medisch of dierengeneeskundig onderzoek.
In ons drugsbeleid speelt preventie een grote rol om de gezondheidsschade die het gebruik van drugs kan veroorzaken te voorkomen. Daarom is het van belang dat drugsgebruikers zich bijvoorbeeld zonder risico van vervolging kunnen melden in een ziekenhuis wanneer gebruik verkeerd uitpakt.
Tegelijkertijd moeten we niet uit het oog verliezen dat er ook een criminele economie achter de productie van en handel in drugs schuilgaat. De negatieve aspecten van deze criminele economie zijn legio: zo is er sprake van ondermijning van de legale economie door het witwassen van grote hoeveelheden drugsgeld, milieuschade door afvaldumpingen, en het gebruik van excessief geweld in de openbare ruimte door rivaliserende bendes. Het is daarom van belang dat ook op de opsporing en handhaving daarvan ingezet blijft worden. Op deze gebalanceerde aanpak is het Nederlands drugsbeleid al jaren gestoeld.
De constatering dat er verschillende perspectieven van belang zijn bij het vormgeven van beleid omtrent drugsgebruik en -criminaliteit is correct. Zoals wij in de antwoorden op vragen 12 en 14 al aangaven is het Nederlands drugsbeleid al jaren gestoeld op een dergelijke gebalanceerde aanpak.
Hierbij bericht ik u, mede namens Minister voor Medisch Zorg dat de schriftelijke vragen van het lid Bergkamp (D66) over het rapport «Waar een klein land groot in kan zijn. Nederland en synthetische drugs in de afgelopen 50 jaar» van de Politieacademie (ingezonden 5 september 2018) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.