Ingediend | 3 september 2018 |
---|---|
Beantwoord | 19 november 2018 (na 77 dagen) |
Indiener | Tjeerd de Groot (D66) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z15103.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-694.html |
Ja.
De precieze omzet van de verschillende visserijvormen die in de omgeving van de Haringvlietsluizen plaatsvinden is onbekend. Voor de meeste visserijvormen geldt dat deze in een veel groter gebied mogen plaatsvinden, dus niet alleen in het Gat van Goeree richting de Haringvlietsluizen, maar ook daarbuiten in de kustzone. Er is geen verplichting voor de vissers om aan te geven op welke van de door hen beviste locaties ze precies welke vis hebben gevangen. In indicatieve zin is eerder door de vissers zelf aangegeven dat in een zone van ca. 2 km zeewaarts van de Haringvlietdam, zij in de verschillende visserijvormen een totale jaarbesomming van 7 à 8 ton realiseren. Dit is echter niet onderbouwd met cijfers of onderzoeksgegevens.
De voornaamste impact van de Kier is primair gericht op het verbeteren van de migratiemogelijkheden voor trekvissen. Op deze vissoorten mag door de visserij echter niet worden gevist. Verder zullen er veranderingen in de visstand optreden doordat het oorspronkelijke estuariene karakter deels wordt hersteld. Dit is een proces over een langere periode en de precieze veranderingen, en de hiermee samenhangende de gevolgen voor de vissers, zijn daarmee moeilijk te voorspellen.
Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw worden er in het Rijnstroomgebied jonge zalmen uitgezet, met name in Duitsland en Frankrijk. Het totale aantal is niet precies bekend, maar alleen al in de periode 2013–2016 gaat het om een kleine 2 miljoen dieren. In de periode vanaf 2001 en doorlopend tot na 2030, is sprake van een totale investering door de gezamenlijke Rijnstaten ten behoeve van vismigratie en trekvissen van tussen de 500 en 600 miljoen euro. In Nederland gaat het in deze periode om een totale investering van ca. 90 miljoen euro ten behoeve van de realisatie van het Kierbesluit en voor de aanleg van vispassages in de Neder-Rijn en Lek. Daarnaast is sinds de eerste KRW stroomgebiedbeheerplannen uit 2009 nog eens ca. 40 miljoen euro uitgegeven aan de aanleg van nevengeulen en natuurvriendelijke oevers, o.a. met als doel om de rivier aantrekkelijk te maken voor vissen en vismigratie.
In de afgelopen periode is door alle partijen die betrokken zijn bij de veranderingen in het gebied overleg gevoerd of vrijwillige aanpassingen in de visserij in de omgeving van de Haringvlietsluizen mogelijk zouden zijn. In dit overleg is door ngo’s en beroepsvisserijsector het voorstel gedaan om tegen betaling door de overheid een aantal jaren de visserij te beperken. Hier zou dan een bedrag van ca. 1,5 miljoen euro voor een periode van 2 jaar mee gemoeid moeten zijn. Dit kwam de facto neer op een verzoek tot betaald stilliggen op kosten van de overheid. Daarbij gaven twee vissers bovendien aan dat zij, ook als de overheid dit zou willen financieren, hier geen gebruik van zouden willen maken. De ministeries van LNV en IenW hebben aangegeven dit voorstel onder deze voorwaarden niet te kunnen en niet te willen omarmen.
Er heeft aan de zeezijde van de Haringvlietsluizen geen intensivering van de visserij plaatsgevonden. Sinds 2011 heeft juist een substantiële vermindering van de visserij plaatsgevonden omdat vanaf toen alle aalvistuigen in een zone van 500m van de Haringvlietsluizen verboden zijn. Als gevolg hiervan zijn met name veel fuikenplaatsen in de directe nabijheid van de sluizen komen te vervallen. Ook de sleepnetvisserij op aal en wolhandkrab in de betreffende zone is toen verboden.
Elke vorm van visserij heeft invloed op de visstand. Primair betreft dit de vissoorten die geoogst mogen worden. Dit zijn echter niet de trekvissoorten waarvoor vismigratievoorzieningen worden getroffen. Deze migrerende vissoorten kunnen natuurlijk wel als bijvangst in netten of aan de hengel terecht komen. De impact kan er dan uit bestaan dat deze vissoorten, na verplichte terugzet, in onvoldoende mate overleven. Zoals ik in mijn beantwoording van uw eerdere Kamervragen heb aangegeven, blijkt uit onderzoek dat hiervan geen belangrijke impact op migrerende vissoorten uitgaat. Er is dus geen sprake van een situatie waarin de resultaten van investeringen in vismigratie door vissers worden weggevist.
Zoals ik in mijn beantwoording van uw eerdere Kamervragen heb aangegeven blijkt uit de nu beschikbare gegevens niet dat sprake is van een grootschalige problematiek die vraagt om aanvullende visserijbeperkingen bovenop de randvoorwaarden die nu al van kracht zijn. Voor het overige verwijs ik naar mijn beantwoording op uw Kamervragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 695).
Zie antwoord vraag 8.
In de afgelopen periode zijn door uw leden De Groot (D66) en Van Kooten-Arissen (PvdD) vragen gesteld over visserij bij migratiepunten in het algemeen, en specifiek in de omgeving van de Haringvlietsluizen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 382, 2018Z15103 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 384). Ik ben voornemens deze vragen in samenhang te beantwoorden. Ik zal de beantwoording daarbij mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat doen. Voor beantwoording en benodigde interdepartementale afstemming is nog tijd nodig. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.