Ingediend | 16 augustus 2018 |
---|---|
Beantwoord | 12 september 2018 (na 27 dagen) |
Indiener | Martin van Rooijen (CDA) |
Beantwoord door | Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
Onderwerpen | organisatie en beleid sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z14664.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3194.html |
Ja
Ja
Als gevolg van het meer principle based karakter van het prudentiële kader in België kan ik geen algemene uitspraken doen over de eventuele gevolgen voor de dekkingsgraad als andere Nederlandse ondernemingspensioenfondsen de in de Nederlandse pensioenregeling opgebouwde pensioenrechten en pensioenaanspraken collectief overdragen aan een pensioenuitvoerder in België.
Er dient een prudente inschatting gemaakt te worden van de verplichtingen. Het pensioenfonds moet daarbij rekening houden met alle karakteristieken van het fonds: zoals de samenstelling van de beleggingen, de toezegging uit de pensioenregeling en de eventuele soliditeit van de werkgever ingeval er sprake is van een bijstortingsverplichting. Er kan om deze redenen op voorhand niet ingeschat worden hoeveel de dekkingsgraad zal stijgen als een pensioenregeling bij een pensioenuitvoerder uit België wordt ondergebracht.
België heeft een prudentieel toezichtkader dat, ten opzichte van het Nederlandse toezichtkader meer «principle based» is. Als gevolg hiervan is er binnen het Belgische prudentiële kader veel ruimte voor eigen invulling door de pensioenuitvoerder, dan wel de werkgever. Hierbij dient te allen tijde een consistent geheel te zijn tussen de toezegging, de financiering en het beleggingsbeleid. De aan te houden voorzieningen en buffers worden zodanig bepaald, dat de toezegging met voldoende mate van zekerheid waargemaakt kan worden.
Voor de volledigheid wordt nog opgemerkt dat er geen sprake is van een verhuizing, oftewel zetelverplaatsing, van een Nederlands pensioenfonds. Het betreft een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht aan een pensioeninstelling uit een andere lidstaat.
De exacte beweegredenen voor het onderbrengen van de uitvoering van de pensioenregeling van de betreffende werkgever bij een Belgische pensioenuitvoerder en de overdracht van opgebouwde pensioenrechten en -aanspraken door het betreffende Nederlandse pensioenfonds (of door een Nederlandse pensioenuitvoerder in het algemeen) naar een Belgische pensioenuitvoerder zijn mij niet bekend. Uit onderzoek door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit 2016 blijkt dat een belangrijke overweging van (internationale) ondernemingen met een ondernemingspensioenfonds om de uitvoering van hun pensioenregeling bij een pensioenuitvoerder in een andere lidstaat onder te brengen is het bereiken van schaalvoordelen door de uitvoering van pensioenregelingen uit verschillende landen onder te brengen bij één pensioenuitvoerder.2
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel in verband met de implementatie van de herziene IORP-richtlijn3 is toegelicht, acht de regering het onwenselijk als Nederlandse pensioenregelingen, louter om prudentieel toezicht te ontwijken, buiten Nederland zouden worden uitgevoerd. Vooralsnog heeft de regering geen aanwijzingen dat hiervan sprake is.
Zoals bij vraag 3 toegelicht heeft het kabinet vooralsnog geen reden om aan te nemen dat pensioenregelingen van Nederlandse werkgevers op grote schaal ondergebracht zullen worden bij een pensioenuitvoerder in een andere lidstaat. Voor het kabinet blijft voorop staan dat bij de uitvoering van een pensioenregeling het belang van de deelnemer centraal dient te staan. Dit betekent dat de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden goed beschermd moeten zijn ongeacht of een Nederlandse pensioenregeling in Nederland of in het buitenland wordt uitgevoerd.
Het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst ten behoeve van het onderbrengen van de pensioenovereenkomst behoort tot de verantwoordelijkheden van de werkgever, in of na overleg met (de vertegenwoordigers van) de werknemers, en een pensioenuitvoerder. Het is aan de werkgever of de sociale partners af te wegen welke pensioenuitvoerder de pensioenregeling het beste kan uitvoeren, gegeven de belangen van de werkgever(s), de (gewezen) deelnemers en gepensioneerden en het karakter van de pensioenregeling.
De waarborgen die op dit moment in de wet zijn opgenomen, zoals het feit dat het Nederlandse sociaal en arbeidsrecht dwingende van toepassing blijft op de door de buitenlandse pensioenuitvoerder uitgevoerde Nederlandse pensioenregeling blijven. De herziening van de IORP-richtlijn creëert voorts additionele waarborgen in geval er sprake is van een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht.
Gezien de omvang is de pensioensector van grote economische en sociale waarde voor Nederland. Zoals aangeven bij vraag 4 blijft voor het kabinet voorop staan dat het belang van de deelnemer te allen tijde centraal dient te staan en voldoende beschermd dient te zijn bij de uitvoering van een Nederlandse pensioenregeling door een pensioenuitvoerder in een andere lidstaat.
Uit onderzoek door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit 2016 blijkt dat de omvang van grensoverschrijdende Nederlandse pensioenregelingen relatief beperkt is ten opzichte van de gehele Nederlandse pensioensector. Ten tijde van het onderzoek ging het om 10.400 deelnemers en 0.1% van het totale belegde vermogen.4 Vooralsnog heeft de regering geen aanwijzingen dat sinds dit onderzoek de omvang sterk is toegenomen.
Daarnaast is het goed om te benadrukken dat een pensioenregeling van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds niet snel ondergebracht zal worden bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat. De verplichtingstelling komt namelijk te vervallen als de pensioenregeling wordt ondergebracht bij een pensioeninstelling in een andere lidstaat. Een niet-verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds zou wel kunnen overwegen om de pensioenregeling onder te brengen bij een pensioeninstelling in een andere lidstaat.
In het regeerakkoord is benadrukt dat het kabinet samen met sociale partners de stap wil zetten naar een vernieuwd pensioenstelsel. Die ambitie heeft het kabinet nog steeds. Binnen de SER wordt op dit moment gewerkt aan de vormgeving van een nieuw pensioencontract. Ik heb er vertrouwen in dat de sociale partners op korte termijn met een advies komen.
Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 3, hebben lidstaten vrijheid bij de invulling van hun prudentieel toetsingskader. Zo heeft België gekozen voor een «principle based»-benadering van het financieel toetsingskader, hetgeen lastig vergelijkbaar is met het Nederlandse financieel toetsingskader dat een meer «rule-based» karakter heeft.
Bij de uitvoering van een pensioenregeling van een Nederlandse werkgever op basis van een CDC-financiering maakt het in essentie geen verschil of er sprake is van een Nederlandse pensioenuitvoerder of een pensioeninstelling uit een andere lidstaat. In alle gevallen staan de jaarlijkse (doorsnee)premies vast die door de betreffende werkgever wordt afgedragen en kunnen er geen, of slechts beperkte, aanvullende stortingen/herstelbetalingen gevraagd worden in geval de pensioenuitvoerder in een tekortsituatie geraakt.