Ingediend | 2 augustus 2018 |
---|---|
Beantwoord | 4 september 2018 (na 33 dagen) |
Indiener | Henk Nijboer (PvdA) |
Beantwoord door | Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | economie overige economische sectoren |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z14482.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3077.html |
Ja.
De gaswinning uit het Groningenveld wordt zo snel mogelijk beëindigd. Naar verwachting is dit rond 2030. Omdat een precieze datum op dit moment niet te geven is, wordt gerekend met uiterlijk 2035. Het is niet zo dat er na beëindiging van gaswinning (of na 2035) niet meer zal worden betaald door NAM.
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen van het lid Van der Lee worden aan de financiële aansprakelijkheid van NAM in het Akkoord op Hoofdlijnen geen grenzen in de tijd gesteld. Deze aansprakelijkheid blijft bestaan. Shell en ExxonMobil nemen hiervoor ook hun verantwoordelijkheid. Door deze formulering kan rekening worden gehouden met een veranderende situatie als gevolg van de versnelde en volledige afbouw van de gaswinning, die naar verwachting een sterk positief effect heeft op de veiligheid in Groningen (Kamerstuk 33 529, nr. 498 en nr. 502).
De passage in het akkoord zorgt ervoor dat voor het einde van de gaswinning nieuwe passende zekerheden zullen zijn afgegeven die waarborgen dat schade die ontstaat en kosten voor versterking die worden gemaakt na het einde van de winning door NAM of door haar aandeelhouders zullen worden gedragen. Hiertoe is NAM, als laatste exploitant van het Groningenveld, ook op grond van de wet verplicht. Ik zal uw Kamer meer duidelijkheid verschaffen over de bedrijfsvertrouwelijke elementen van het Akkoord op Hoofdlijnen tijdens de vertrouwelijke technische briefing.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
NAM is eigenaar van het gas in het Groningenveld. Dit betekent dat als de Staat haar op grond van de wet verplicht om te stoppen met de gaswinning, waardoor er gas in de grond achterblijft, zij hiervoor nadeelcompensatie kan vragen bij de rechter. Dat Shell en ExxonMobil in het publieke debat hebben aangegeven dat zij niet naar de rechter zullen stappen, ontneemt hen niet het recht om alsnog de rechter om nadeelcompensatie te vragen. Of de rechter een dergelijk verzoek toewijst en, zo ja, wat in dat geval de hoogte van de nadeelcompensatie zou moeten zijn, hangt af van verschillende factoren. De rechter zal in dat kader allereerst vaststellen of er sprake is van winbaar gas dat in de grond achterblijft, waarbij de rechter naar verwachting de uitspraken van de Raad van State en Staatstoezicht op de Mijnen zou betrekken. Alleen als sprake is van winbaar gas dat in de grond achterblijft, is sprake van nadeel. Als hiervan sprake is, zal de rechter tot slot beoordelen of het stoppen van de gaswinning voor de oliebedrijven tot een buitensporige last in de zin van artikel 1 Eerste Protocol van het EVRM leidt. De stellingen van professor Bartman doen mijns inziens geen recht aan de belangenafweging die de rechter in dit kader maakt, aangezien de rechter alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking neemt om tot een oordeel te komen over deze complexe kwestie.
Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen van het lid Van der Lee is ten aanzien van de haalbaarheid van de claim een interne juridische analyse gemaakt. Verder is de landsadvocaat in het algemeen betrokken geweest bij de onderhandelingen en gedurende de onderhandelingen heeft de landsadvocaat mij regelmatig van advies voorzien.
In mijn brief van 3 juli 2018 (Kamerstuk 33 529 nr. 499) heb ik een indicatie gegeven van de daling van de aardgasbaten als gevolg van het Akkoord op Hoofdlijnen. Het indicatieve effect op transactiebasis is een totale daling van de aardgasbaten van 1,65 miljard euro tot en met 2022, en niet met 2,85 miljard euro zoals in de vraag wordt gesteld. Uw Kamer ontvangt op Prinsjesdag een overzicht van alle kosten en opbrengsten van de Groninger gaswinning.
Zoals ook aangegeven in mijn brief van 3 juli kunnen de afspraken over de financiële afdrachten niet los gezien worden van het totale Akkoord op Hoofdlijnen. Het is een gebalanceerd pakket. Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen van het lid Van der Lee wordt met het akkoord zekerheid verkregen over de financiële middelen voor schadeherstel en versterking en er is verzekerd dat NAM voldoende gas moet blijven winnen voor de leveringszekerheid. Er komt een bijdrage beschikbaar voor de regio en tenslotte komt er geen schadeclaim voor het gas dat niet gewonnen wordt. Tegenover deze zaken staat dat de bestaande financiële afspraken (o.a. de MOR-overeenkomst) worden vervangen door het wettelijk regime uit de Mijnbouwwet, waarbij de Staat 73% van de winst uit het Groningenveld ontvangt. Bij een ongewijzigde opbrengstenverdeling zouden de afdrachten van NAM aan de Staat de totale winst uit het Groningengas overtreffen. In combinatie met een leveringsverplichting zou dit geen redelijke uitkomst zijn geweest.
De 70 miljard euro refereert aan de waarde van het bedrag dat in de grond blijft zitten. Zoals ik heb aangegeven in mijn brieven van 25 juni en 3 juli jl. (Kamerstuk 33 529, nr. 493 en nr. 499) blijft er naar verwachting ongeveer 450 miljard m3 gas in de grond zitten. Tegen een gasprijs van 15 ct/m3 vertegenwoordigt dit een waarde van 70 miljard euro. Tijdens het debat heeft de Minister van Financiën dit ook uitgelegd («De waarde van wat er in de grond zit, is ongeveer 70 miljard.»). In het debat is overigens ook aan de orde gekomen dat de 70 miljard euro de totale waarde betrof, en niet het deel van ExxonMobil en Shell. Dit werd ook door andere sprekers zo geïmpliceerd, inclusief het lid Nijboer: «Van de 70 miljard ging 90% naar de Staat.»»
Het klopt dat de afgelopen jaren 85–90% van de opbrengsten van het gas aan de Staat zijn toegekomen en 10–15% aan Shell en ExxonMobil. Het ligt voor de hand dat, indien ExxonMobil en Shell een claim wilden indienen, zij rekening zouden houden met een dergelijke verdeling, maar dit zou hun beslissing zijn.
Uw Kamer is geïnformeerd over de budgettaire gevolgen van het Akkoord op Hoofdlijnen voor de komende kabinetsperiode. Zoals hierboven aangegeven is het indicatieve effect van het akkoord een totale daling van de aardgasbaten van 1,65 miljard euro tot en met 2022, en niet met 2,85 miljard euro zoals hier wordt gesteld. Met een ongewijzigde opbrengstenverdeling zouden de afdrachten van NAM aan de Staat de totale winst uit het Groningengas overtreffen. In combinatie met een leveringsverplichting zou dit geen redelijke uitkomst zijn geweest. Bovendien geldt dat na 2022 de verschillen tussen de gasbaten onder de MOR en de gasbaten onder het wettelijk regime snel kleiner worden. Dit komt doordat de winning van Groningengas verder afneemt. Op Prinsjesdag ontvangt uw Kamer een overzicht van alle kosten en opbrengsten die zijn gemoeid met de Groningen gaswinning.
Zoals eerder door mij is aangegeven en ook door de Minister van Financiën is bevestigd in zijn brief (Kamerstuk 33 529 nr. 501) is het Ministerie van Financiën vanzelfsprekend betrokken geweest bij de totstandkoming van het Akkoord op Hoofdlijnen met Shell en ExxonMobil. Beide departementen waren beleidsmatig betrokken. Dit is goed gebruik voor ieder dossier met (potentiële) financiële gevolgen en in het bijzonder bij dit complexe dossier met substantiële budgettaire consequenties. Het kabinet heeft in gezamenlijkheid besloten over de inzet voor de onderhandelingen met Shell en ExxonMobil en gezamenlijk ingestemd met het Akkoord op Hoofdlijnen. Tijdens de technische briefing over het Akkoord op Hoofdlijnen zal ik nader ingaan op het proces rond de totstandkoming van het akkoord.
Geen van beide.