Ingediend | 26 juli 2018 |
---|---|
Beantwoord | 30 augustus 2018 (na 35 dagen) |
Indiener | Maarten Hijink |
Beantwoord door | Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z14365.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3038.html |
Er is geen sprake van niet nagekomen afspraken van het Ministerie van VWS.
Met de SBOS is in goed overleg een kostendekkende vergoeding vastgesteld per opleidingsplaats op basis van een begrotingsvoorstel van SBOS met het oog op de bekostiging vanaf 2016 via de beschikbaarheidbijdrage. De SBOS is in staat om de opleiding tot sportarts tegen lagere kosten te realiseren dan de kosten die ziekenhuizen dragen voor andere medisch specialistische vervolgopleidingen.
Ik deel de mening dat de bekostiging van medische vervolgopleidingen op orde moet zijn. De bekostiging van het opleiden is steeds op orde geweest. Eerst (tot 2016) via de meerjarige VWS subsidie en vanaf 2016 via de beschikbaarheidbijdrage. De hoogte van de kostendekkende vergoeding per opleidingsplaats is in goed overleg met de SBOS vastgesteld. Zie ook mijn antwoord op vraag 2. Overigens speelt, bij de mogelijke erkenning van een specialisme, de bekostiging van de opleiding tot dat specialisme geen rol.
Het beginsel is gehanteerd in die zin dat zowel voor de opleiding tot sportarts als overige medische specialistische opleidingen die beschikbaarheidbijdragen ontvangen, deze kostendekkend moet zijn. Als voor de opleiding tot sportarts de vergoedingsbedragen zouden zijn gehanteerd, die voor overige medische specialistische opleidingen gelden, dan zou er sprake zijn geweest van een meer dan kostendekkende vergoeding. De bijdrage mag in verband met de Europese staatssteunregels niet meer vergoeden dan nodig is om de betreffende activiteit beschikbaar te houden en een normale exploitatie mogelijk te maken.
Niet alle elementen van de opleiding tot sportarts dienen in de ziekenhuisomgeving plaats te vinden. Dat is veel vaker wel het geval voor overige medisch specialistische vervolgopleidingen, die specifiek voor ziekenhuiszorg opleiden. Door andere kostencomponenten is de opleiding tot sportarts niet vergelijkbaar met de bedoelde andere medisch specialistische vervolgopleidingen.
De Nederlandse Zorgautoriteit is van plan in 2019 onderzoek te doen naar de kosten van opleidingen in de medisch specialistische zorg.
Voor VWS is het borgen van de continuïteit van het opleiden leidend (geweest). Daarom en daartoe is de afgelopen maanden met alle betrokkenen intensief overleg gevoerd om tot een oplossing te komen.
Met genoegen heb ik geconstateerd dat het dreigende faillissement van de SBOS is afgewend. Een lening van de stichting SBOH, werkgever van zo’n 2.500 artsen in opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde of arts verstandelijk gehandicaptenzorg en financier van hun opleiding, heeft dit mogelijk gemaakt. Aan de verstrekte lening is een aantal voorwaarden verbonden dat gericht is op het waarborgen van de continuïteit en kwaliteit van de opleiding sportgeneeskunde.
Zie antwoord vraag 7.
Zie antwoord vraag 7.
De vragen van het Kamerlid Hijink (SP) over de opleiding sportgeneeskunde (2018Z14365) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat er meer tijd benodigd is voor beantwoording van de vragen. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.