Ingediend | 6 juli 2018 |
---|---|
Beantwoord | 3 oktober 2018 (na 89 dagen) |
Indiener | Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
Beantwoord door | Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
Onderwerpen | openbare orde en veiligheid terrorisme |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z13735.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20182019-142.html |
Ja.
Het kabinet zet niet actief in op het terughalen van volwassen uitreizigers en hun minderjarige kinderen. Zoals aangegeven in mijn brief van 26 juni jl. (Kamerstuk 29 754, nr. 461) wordt in de afweging om al dan niet bijstand te verlenen naast de belangen van de kinderen, ook gekeken naar andere aspecten, zoals de veiligheid van de betrokkene, internationale diplomatieke verhoudingen en de veiligheidssituatie in de regio. In het geval van de drie Nederlandse vrouwen heeft het OM mij verzocht de internationale arrestatiebevelen die door het OM tegen deze drie vrouwen zijn uitgevaardigd kenbaar te maken bij de de facto (lokale) autoriteiten in Noord-Syrië ten behoeve van uitlevering aan en berechting in Nederland. Het is niet zo dat het OM de de facto (lokale) autoriteiten in Noord-Syrië kan verzoeken de drie Nederlandse vrouwen – ten behoeve van hun berechting in Nederland – naar Nederland over te brengen.
Op mijn verzoek is op ambtelijk niveau gesproken over de situatie in de regio met de Benelux-vertegenwoordiging in Den Haag van de Democratic Federation of Northern Syria. Bij deze gelegenheid zijn de internationale arrestatiebevelen overhandigd die tegen de drie genoemde personen zijn uitgevaardigd. Dit gebeurde begin juni en heeft tot op dit moment niet tot enige reactie van de Koerdische autoriteiten geleid.
In één van de drie zaken is tevens sprake van een beschikking van de rechtbank van Rotterdam houdende een bevel tot gevangenneming ex art. 65 lid 3 Sv. In de beschikking draagt de Rechtbank het OM op om het bevel gevangenneming bij mij onder de aandacht te brengen. Dit ten einde al het nodige te doen om de strafrechtelijke internationale signalering tegen de verdachte kenbaar te maken bij de de facto (lokale) autoriteiten in Noord-Syrië.
Zoals ook aangegeven in mijn brief van 25 mei jl. (Kamerstuk 29 754 nr. 447) aan uw Kamer loopt tegen alle personen waarvan bekend is dat zij vanuit Nederland zijn uitgereisd naar de strijdgebieden in Syrië en Irak een strafrechtelijk onderzoek. Het OM heeft hen wereldwijd gesignaleerd met het oog op aanhouding en uitlevering aan Nederland. Elke onderkende terugkeerder wordt bij aankomst in Nederland aangehouden waarna het Openbaar Ministerie het strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte verder ter hand neemt.
Uit de beschikbare informatie blijkt dat deze vrouwen minderjarige kinderen hebben. Het verzoek inzake strafvervolging geldt niet voor deze kinderen. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 en 6 heeft het overbrengen van de internationale arrestatiebevelen op dit moment niet tot enige reactie van de Koerdische autoriteiten geleid. In het geval dat vrouwen voor strafvervolging naar Nederland terugkeren ligt het in de rede dat ook de kinderen meekomen.
Zoals vermeld in het laatste Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (bijlage bij Kamerstuk 29 754, nr. 418) bevinden er op dit moment tenminste 145 kinderen met een Nederlandse link in het overgebleven strijdgebied in Syrië en Irak. Daarnaast bevinden zich ten minste 30 kinderen met een Nederlandse link (in de regio) buiten het strijdgebied, waaronder in de opvangkampen in Noord-Syrië. Van deze 175 kinderen zijn bij de Raad voor de Kinderbescherming 100 namen in beeld. Voor 60 minderjarigen is momenteel een terugkeerplan opgesteld of is deze reeds afgerond. In deze plannen wordt per kind gekeken wie er na terugkeer voor het kind gaat zorgen en welke hulp moet worden geregeld voor het kind. Voor de overige namen die bij de Raad voor de Kinderbescherming bekend zijn, moet dit onderzoek nog starten.
Zie antwoord vraag 2.
De veiligheidssituatie in Irak blijft onverminderd precair. Zoals nu aangegeven in het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden alle reizen naar het grensgebied tussen de Koerdistan Autonome Regio en Syrië en de Koerdistan Autonome Regio en Turkije ontraden behalve de Ibrahim Khalil grensovergang met Turkije. Verder geldt voor de Koerdistan Autonome Regio dat niet-noodzakelijke reizen worden ontraden.
In de communicatie met de vertegenwoordigers van Democratic Federation of Northern Syria is door hen gemeld dat ze bereid zijn de Nederlandse overheid te assisteren om de situatie van de Nederlandse burgers en met name die van de kinderen op te lossen. In de overweging om op een dergelijk aanbod in te gaan, spelen verschillende aspecten een rol, waarbij naast de belangen van de kinderen, ook gekeken wordt naar de veiligheid van de betrokkene, de internationale diplomatieke verhoudingen en de veiligheidssituatie in de regio.
De Nederlandse overheid biedt geen bijstand in Syrië aan terugkeerders uit IS-gebied. Wanneer men zich in persoon meldt bij een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in een ander land, kan men daar vragen om consulaire bijstand zoals de verstrekking van reisdocumenten. Uit het IVRK volgt naar het oordeel van de regering geen verplichting om deze kinderen terug te halen. Hoewel de overheid zich problemen van Nederlanders in het buitenland aantrekt, is het aan de overheid om te bepalen of, en zo ja welke (vorm van) bijstand gegeven kan worden. Zoals ook aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 6wordt in de afweging om al dan niet bijstand te verlenen naast de belangen van de kinderen, ook gekeken naar andere aspecten, zoals de veiligheid van de betrokkene, internationale diplomatieke verhoudingen en de veiligheidssituatie in de regio. Daarbij speelt dat het terughalen van kinderen niet los kan worden gezien van hun ouders, aangezien het scheiden van kinderen en ouders in beginsel onwenselijk is en juridisch complex ligt. Al deze overwegingen in ogenschouw nemend, leiden ertoe dat het kabinet niet actief inzet op het terughalen van volwassen uitreizigers en hun minderjarige kinderen die in Syrië en Irak verblijven. Dit laat onverlet dat er voortdurend naar de situatie wordt gekeken.
Nee, zoals aangegeven zet het kabinet niet actief in op het terughalen van volwassen uitreizigers en hun minderjarige kinderen. Het Internationale Rode Kruis heeft een eigen, onafhankelijke taak en verantwoordelijkheid om mensen in nood bij te staan, ongeacht hun afkomst, en handelt niet uit opdracht van een staat.
Zie antwoord vraag 8.
Met mijn antwoord dat ik de berichten niet kan verifiëren heb ik willen aangeven dat ik via verschillende kanalen informatie over de situatie in de kampen ontvang, maar dat het lastig is om een actueel en volledig beeld te krijgen. In EU verband heb ik overleg geïnitieerd onder leiding van de EU CT-Coördinator De Kerckhove, waarbij onder andere wordt gesproken over een mogelijke rol die het Internationale Rode Kruis (ICRC) kan spelen met betrekking tot de situatie in de kampen.
Zie antwoord vraag 8.
Tegen alle personen waarvan bekend is dat zij vanuit Nederland zijn uitgereisd naar de strijdgebieden in Syrië en Irak loopt een strafrechtelijk onderzoek. Het OM heeft hen wereldwijd gesignaleerd met het oog op aanhouding en uitlevering aan Nederland. Elke onderkende terugkeerder wordt bij aankomst in Nederland aangehouden waarna het Openbaar Ministerie het strafrechtelijk onderzoek tegen de verdachte verder ter hand neemt.
Op verzoek van het OM kan ik de internationale signalering ter aanhouding, vervolging en berechting tegen een verdachte kenbaar maken bij de de facto (lokale) autoriteiten in Noord-Syrië. Het OM weegt per casus af of een dergelijk verzoek wordt gedaan. Gerechtelijke bevelen, zoals een bevel gevangenneming, worden uitgevaardigd door de rechtbank. Het OM kan deze niet zelfstandig uitvaardigen. Als het OM een verzoek aan mij doet om het arrestatiebevel kenbaar te maken bij de de facto (lokale) autoriteiten, zal ik dit per geval beoordelen.
Europese lidstaten verlenen op dit moment geen bijstand aan personen die de gebieden in Syrië en Irak willen verlaten. Lidstaten kunnen hier in individuele gevallen van afwijken om bijvoorbeeld humanitaire redenen, gebaseerd op humanitaire noden. Voor zover bij mij bekend is hier in enkele gevallen sprake van geweest.
Lidstaten kennen hun eigen juridische procedures voor strafrechtelijke vervolging. Dit is in eerste instantie een nationale bevoegdheid. Ik hecht er belang aan om in Europees verband gezamenlijk op te trekken en dat gebeurt ook zoveel mogelijk. Lidstaten informeren elkaar regelmatig over hun aanpak en waar mogelijk wordt deze gestroomlijnd. Nederland bepleit in deze overleggen een combinatie tussen zorg en veiligheid wanneer minderjarigen terugkeren in het land van herkomst.