Ingediend | 2 juli 2018 |
---|---|
Beantwoord | 18 juli 2018 (na 16 dagen) |
Indiener | Lilianne Ploumen (PvdA) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
Onderwerpen | defensie internationaal |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z13023.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2793.html |
Ja.
Het Amnesty International rapport gaat in op de situatie in de Indonesische provincies Papua en West-Papua. Daarbij richt het rapport zich in het bijzonder op geweld dat aldaar gepleegd zou zijn door staatsveiligheidspersoneel (politie- en legerfunctionarissen) en op het gebrek aan onafhankelijk en strafrechtelijk onderzoek naar deze incidenten.
De bevindingen van het rapport zijn ernstig. Amnesty International rapporteert dat er in de periode tussen januari 2010 en februari 2018 vijfennegentig doden zijn gevallen door dergelijk geweld. Het zwaartepunt lijkt te liggen tussen 2012 en 2015. In deze periode werden jaarlijks meer dan tien dodelijke incidenten geïdentificeerd. In de afgelopen jaren lijkt het aantal dodelijke incidenten af te nemen.
In algemene zin vindt het kabinet het belangrijk staatsveiligheidspersoneel zijn geweldsmandaat uitoefent binnen de grenzen van proportionaliteit, en dat de mogelijkheid bestaat tot gedegen en onafhankelijk onderzoek.
De mensenrechtensituatie in de Indonesische provincies Papua en West-Papua kent diverse zorgpunten, waaronder geweldsincidenten tegen burgers, maar ook de vrijheid van meningsuiting en de positie van mensenrechtenverdedigers en (lokale) journalisten. De mensenrechtensituatie in Papua wordt regelmatig in diplomatieke contacten met Indonesië besproken, zo ook tijdens de politieke consultaties tussen Nederland en Indonesië in november 2017 en tijdens de EU-Indonesië mensenrechtendialoog in februari 2018.
Tijdens mijn bezoek aan Indonesië van 3 en 4 juli jl. heb ik zowel met maatschappelijke organisaties waaronder Amnesty International als met de Indonesische Minister van Buitenlandse Zaken, Retno Marsudi, gesproken over de mensenrechtensituatie in Papua en de inhoud van het Amnesty International rapport. In het gesprek met mijn Indonesische ambtsgenoot Marsudi heb ik het belang van transparant onderzoek naar de proportionaliteit van (politie-)geweld opgebracht. Minister Marsudi heeft aangegeven bekend te zijn met de inhoud van het rapport en heeft herbevestigd dat de ontwikkeling van Papua een prioriteit is voor de Indonesische regering. Daarbij staat de Indonesische regering zelf ook in contact met NGO’s, waaronder Amnesty International.
De Nederlandse ambassade in Jakarta blijft de ontwikkelingen in Papua nauwgezet volgen.
Nederland ondersteunt sinds 2013 het Community Policing Programme van de Internationale Organisatie van Migratie (IOM) op Papua en de Molukken. Dit programma heeft juist als doel de relatie tussen de politie en lokale bevolking op Papua en de Molukken te verbeteren. Het programma richt zich daarbij exclusief op ongewapende wijkagenten die in de lokale gemeenschap wonen en zich inzetten om diensten te verlenen aan burgers. De doelgroep van het programma zijn dus niet de gewapende agenten die volgens het Amnesty Rapport betrokken zouden zijn bij vermeende buitenrechtelijke executies.
Uw Kamer werd op 18 juni 2018 per brief geïnformeerd over de voortgang en resultaten van het community policing programma (Kamerstuk 26 049, nr. 85). In deze brief werd gemeld dat het programma diverse positieve resultaten heeft behaald. Zo heeft het programma op nationaal niveau o.a. geresulteerd in een speciaal ontworpen mensenrechtenmodule die aan het standaardcurriculum voor community policing officers in heel Indonesië is toegevoegd. Ook in de specifieke interventiegebieden zin de resultaten bemoedigend. De lokale bevolking geeft aan positievere ervaringen te hebben met de politie door community policing. Dergelijke resultaten blijven, juist ook tegen de achtergrond van de bevindingen van Amnesty International, onverminderd relevant.
Zoals in mijn antwoord aan de Kamer op 16 maart 2018 (Aanhangsel Handelingen II 2017/2018, nr. 1575) uiteen is gezet, loopt de huidige Nederlandse bijdrage aan het Community Policing Programma tot juli 2019. Om de effecten van het programma te bestendigen, werd het programma in 2017 verlengd met een nadruk op uitfasering van externe financiering en de verdere uitvoering van activiteiten door de gemeenschappen en politie zelf.
De resultaten van de uitfasering zijn tot dusver positief. Zo was van augustus 2017 tot april 2018 32,4% van de financiering van de activiteiten reeds afkomstig uit eigen bronnen (politie/lokaal bestuur). Het doel is om het programma uit te faseren en uiteindelijk alle community policing initiatieven zelfstandig te laten opereren. Ik zie geen aanleiding om in deze periode van uitfasering nog verdere stappen te ondernemen om de effectiviteit van het programma te verbeteren.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.