Ingediend | 27 juni 2018 |
---|---|
Beantwoord | 11 juli 2018 (na 14 dagen) |
Indiener | Eppo Bruins (CU) |
Beantwoord door | Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
Onderwerpen | hoger onderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z12624.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2728.html |
Ja, ik ben bekend met deze inventarisatie van de LSVb.
Het profileringsfonds voorziet in financiële ondersteuning voor studenten die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid studievertraging hebben opgelopen of naar verwachting zullen oplopen. Dat studievertraging vanwege verschillende bijzondere omstandigheden uit één fonds wordt vergoed hoeft niet voor onduidelijkheid te zorgen. Voor studenten is het relevant dat het toekenningsbeleid en de werkwijze van een instelling transparant zijn, en dat de voorlichting hierover eenduidig en vindbaar is.
Ja, ik vind het belangrijk dat het bestaan en de inhoud van het profileringsfonds voor alle doelgroepen – waaronder studenten die onvrijwillig studievertraging oplopen- bekend is. Ook is in de motie Tielen/Bruins (Kamerstukken 31 288, nr. 644) de regering verzocht om in overleg met de instellingen het profileringsfonds meer bekendheid te geven onder studenten die onvrijwillig studievertraging oplopen. Ik zal hierover met de Vereniging Hogescholen en VSNU in overleg treden.
Met de Wet versterking besturing is bewust gekozen om het toenmalige afstudeerfonds en het studiefonds samen te voegen in het huidige profileringsfonds. Eén fonds is eenduidiger en geeft instellingen meer ruimte voor eigen invulling en het bieden van maatwerk. Voor bepaalde groepen bevat het profileringsfonds een verplichte voorziening (zoals voor studenten met een functiebeperking), voor andere kan de instelling hierin eigen (profilerende) keuzes maken (bijv. financiële ondersteuning voor topsport). Ik zie in het eventueel scheiden van het profileringsfonds in verschillende nieuwe fondsen geen meerwaarde. Bovendien leidt een eventuele scheiding tot onnodige extra regelgeving.
Ik vind het onwenselijk dat instellingen niet conform de Rjo gegevens rondom het profileringsfonds publiceren. Op basis van eerdere signalen heb ik de Vereniging Hogescholen en VSNU in 2017 aangesproken op het niet-conform de regeling verantwoorden. Op dit punt verwacht ik van de instellingen over verslagjaar 2017 een aanzienlijke verbetering. In de monitor profileringsfonds die na de zomer zal verschijnen, zal ik ingaan op de verantwoording over het profileringsfonds door de instellingen. Bij het aanbieden van de monitor zal ik – gelet op de inhoudelijke samenhang – ook het onderzoek van de inspectie naar studenten met een functiebeperking en de toegang tot het profileringsfonds sturen met daarbij mijn beleidsreactie.
Zie vraag 5.
De door de LSVb gemaakte tabel geeft een goed beeld van de cijfers die instellingen conform het Rjo moeten aanleveren. In de Rjo is opgenomen dat instellingen zich in het bestuursverslag verantwoorden over de aard en omvang van de uitkeringen uit het profileringsfonds. Als handreiking richting de instellingen is door mijn voorganger in het verleden een vergelijkbare tabel verstrekt aan de instellingen. Het hanteren van een eenduidige wijze van verantwoorden vind ik belangrijk. Ik zou het goed vinden als instellingen de door mijn ambtsvoorganger verstrekte tabel standaard gebruiken zodat de inzichtelijkheid van deze cijfers wordt vergroot.