Ingediend | 27 juni 2018 |
---|---|
Beantwoord | 29 augustus 2018 (na 63 dagen) |
Indiener | Femke Merel Arissen (PvdD) |
Beantwoord door | Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
Onderwerpen | dieren landbouw |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z12616.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-3022.html |
Ja.
Er loopt een strafrechtelijk onderzoek naar deze fokkers. De rechter zal uiteindelijk bepalen welke regels zijn overtreden en of deze gekwalificeerd kunnen worden als dierenmishandeling.
Er zijn circa 250 honden aangetroffen tijdens de controle op 16 juni jl. Er zijn 159 honden in bewaring genomen, omdat overtredingen zijn vastgesteld, onder meer op basis van de huisvestingsomstandigheden waarin de dieren zich bevonden en hun voedings- en verzorgingstoestand.
Mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan, kunnen de in bewaring genomen dieren weer terug gaan naar de houder. De honden dienen dan weer gezond te zijn en de NVWA dient middels inspectie de huisvesting weer geschikt te hebben bevonden voor de honden. Daarnaast moeten alle kosten, die gepaard gaan met het in de tussentijd opvangen en verzorgen van de in bewaring genomen honden, door de houder voor teruggave worden betaald.
Een dierhouder dient de kans te worden gegeven om zelf acties te ondernemen ten behoeve van herstel van de situatie. De houder is dan ook verantwoordelijk voor het borgen van het welzijn van de dieren. De NVWA voert hercontroles uit om te controleren of de houder de regelgeving naleeft met betrekking tot dierenwelzijn voor wat betreft de achtergebleven honden.
De rechter heeft geoordeeld dat de dierhouder in dit geval een langere termijn moest krijgen om zelf maatregelen te treffen. Dit oordeel van de rechter is leidend.
In de rechtspraak wordt erkend dat dieren geen levenloze zaken zijn maar anders behandeld moeten worden.4 De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 januari jl. biedt een voorbeeld van een uitspraak waarin met verwijzing naar artikel 3:2a BW werd geoordeeld dat een dier niet als een levenloze zaak mag worden beschouwd.5 Ook bij de handhaving geldt aldus dat het belang van het dier een zelfstandig belang vormt dat moet worden meegewogen in de afweging over de toelaatbaarheid van het menselijk handelen jegens het dier. Het verschilt per concreet geval hoe deze afweging uitpakt.
Hoewel het tweede lid van artikel 3:2a BW bepaalt dat bepalingen met betrekking tot zaken op dieren van toepassing zijn, bepaalt dit lid ook dat houders van dieren zich ervan rekenschap moeten geven dat ze met een bijzonder soort rechtsobject te maken hebben: een levend wezen met gevoel.
De NVWA-inspecteurs hebben in hun beslissing het belang van de honden als zelfstandig belang meegewogen. Honden waarvan herstel op locatie in principe mogelijk is, zijn bij de fokker gebleven onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de fokker zorgt dat maatregelen worden genomen om de gezondheid en het welzijn van de dieren zo snel mogelijk te herstellen. De NVWA houdt toezicht op het uitvoeren van die maatregelen.
Wanneer overtredingen van dierenwelzijnsregelgeving aan de orde zijn, wordt veelal een zogenaamd twee sporen beleid toegepast. Middels bestuursrecht wordt herstel van de situatie voor de dieren bewerkstelligd. Daarnaast kan via bestuursrecht een bestraffende boete worden opgelegd, of de dierhouder wordt gestraft middels inzet van het strafrecht. Ik beschik niet over het aantal gevallen waarbij de rechter bepaald heeft dat de dieren terug moeten naar de eigenaar.
Het lidmaatschap van een rasvereniging is een private aangelegenheid. De overheid heeft hier geen bemoeienis mee.
De bepaling aangaande de socialisatie van dieren is een doelvoorschrift. Het is aan de fokker om hier op een goede manier invulling aan te geven. Dit geeft enerzijds ruimte aan fokkers om deze bepaling zelf op een goede manier in te vullen, anderzijds is het ondoenlijk om per diersoort dat gehouden kan worden als gezelschapsdier het exacte aantal fte voor te schrijven.
Nee, dit klopt niet. Een rechter bepaalt of een houdverbod wordt opgelegd. Hiertoe hoeft geen sprake te zijn van recidive.
Het stilleggen van een bedrijf kan alleen in het kader van strafrecht door de rechter worden opgelegd.
Bij het opleggen van een maatregel zal worden afgewogen of de inbreuk op een verdragsrechtelijk of grondwettelijk beschermd recht proportioneel is. Naarmate de duur van de maatregel langer en de inhoud ingrijpender is, des te lastiger het wordt om deze toets te doorstaan. Levenslange sancties zijn in Nederland zeer ongebruikelijk. In het strafrecht wordt in de regel uitgegaan van een nieuwe kans voor een gestrafte. Het stilleggen van een onderneming kan op basis van de huidige regels voor maximaal één jaar opgelegd worden. Het huidige houdverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf is mogelijk gedurende 10 jaar. Vooralsnog wordt deze termijn niet volledig benut door de rechter. Een rechter zou een fokverbod als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf kunnen opleggen. Hiervoor geldt dezelfde termijn van maximaal 10 jaar.
Zie antwoord vraag 13.
In de periode 2014 tot en met 1 juli 2018 zijn bij de NVWA in totaal 1724 meldingen binnen gekomen betreffende welzijn, handel en fokkerij van honden en katten. Het aantal meldingen neemt jaarlijks toe (161 in 2014, 324 in 2015, 424 in 2016, 516 in 2017 en 299 tot 1 juli 2018).
Meldingen zijn niet te rubriceren naar aard van de melding, deze betreffen veelal een combinatie van welzijnsaspecten, vermoedens van illegale handel en misstanden in de fokkerij.
In 2014 en 2015 had de NVWA voor toezicht en controle binnen de beschikbare uren voor dierenwelzijn 4 fte beschikbaar voor toezicht en controle op de hondenhandel en de fokkerij. In 2016 en 2017 was 6 fte beschikbaar. Ook in 2018 gaat het om 6 fte.
De LID (Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming) heeft 16,7 districtsinspecteurs die zich volledig inzetten voor het welzijn van gezelschapsdieren. Ruim 40% van de zaken die door hen worden opgepakt betreft honden. Ook de politie neemt meldingen op het terrein van dieren in behandeling. De exacte inzet voor honden is daaruit niet te destilleren.
Zoals hierboven aangegeven ontvangt de NVWA diverse meldingen. Na een melding voert de NVWA hierop een risicoanalyse uit en op grond daarvan wordt besloten of tot inspectie wordt overgegaan. Meldingen kunnen ook op een later moment aanleiding vormen voor een inspectie. De meldingen worden dan als het ware gebundeld en vormen de basis van een uitgebreider onderzoek. Zo is het strafrechtelijke onderzoek naar 2 hondenhandelaren in Hapert (2016 en 2017) ook deels gebaseerd op meerdere meldingen.
Calamiteiten maken herprioritering noodzakelijk en drukken niet alleen op de handhavingscapaciteit voor hondenhandel. De NVWA zet de capaciteit die beschikbaar is voor toezicht zo efficiënt mogelijk in. Uw mening, dat het aantal beschikbare fte’s evenredig dient te stijgen in verhouding tot het aantal meldingen, deel ik niet. Het aantal meldingen is immers slechts een van de mogelijke indicatoren voor de naleving van de regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn. Het enkel verhogen van beschikbare capaciteit en aantal inspecties zal het probleem voorts ook niet volledig kunnen uitbannen. Zolang mensen goedkope pups blijven kopen, zal er helaas een aanbod blijven bestaan. Daarom wordt ook ingezet op andere instrumenten, zoals voorlichting. De NVWA bepaalt jaarlijks risicogericht de prioriteiten bij het toezicht op de naleving van de dierenwelzijnsregelgeving. De laatste jaren heeft de NVWA daarom een deel van de beschikbare capaciteit ingezet op het toezicht op de invoer van honden uit landen met een hoog rabiësrisico.
Zie antwoord vraag 17.
Zie antwoord vraag 17.
Begin 2017 heeft de NVWA meldingen ontvangen met betrekking tot deze fokker en de LID verzocht om een inspectie uit te voeren. Dit hebben zij gedaan. In maart 2018 (voor uitzending «Opgelicht») hebben reeds inspecties door de NVWA plaatsgevonden bij de betreffende fokkers en zijn ook maatregelen opgelegd.
Het bestemmingsplan staat alleen de bestemming Wonen toe. Het houden en fokken van honden, in ieder geval meer dan 20 honden, is een bedrijfsmatige activiteit en daarmee niet toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Bovendien is het houden en fokken van meer dan 20 honden in strijd met de verleende omgevingsvergunning. Op 12 maart 2011 is een omgevingsvergunning 1e fase verleend voor het hebben van een inrichting waar honden gehouden en gefokt mogen worden. In deze omgevingsvergunning is bepaald dat ten hoogste 20 honden en hun pups gehouden mogen worden op het betreffende perceel. Op 9 juli 2012 is de omgevingsvergunning 2e fase verleend en is daarmee de realisatie van de hondenverblijven vergund. Door de toezichthouders is op 3 augustus en 30 augustus 2017 gecontroleerd. Geconstateerd is dat er toen meer dan 20 honden aanwezig waren, wat een overtreding van het bestemmingsplan opleverde.
Er wordt door meerdere instanties gecontroleerd op de geldende wet- en regelgeving. Voor wat betreft de gemeente: deze heeft verschillende controles uitgevoerd.
Er hebben controles plaatsgevonden op 3 augustus 2017 en 30 augustus 2017, er is toen geconstateerd dat er meer dan 20 honden aanwezig waren. Naar aanleiding hiervan is een last onder dwangsom opgelegd om te komen tot beëindiging van de overtreding.
Op 12 november 2017 hebben de toezichthouders een hercontrole uitgevoerd. Tijdens deze controle hebben de toezichthouders vastgesteld dat er aan de lastgeving voldaan is. Later bleek dat er toch aanleiding was te veronderstellen dat er ondanks de nog geldende last onder dwangsom overtreding van de wet- en regelgeving plaatsvond. Daarom hebben de toezichthouders op 2 mei 2018, 22 juni 2018, 2 juli 2018 en 9 juli 2018 hercontroles uitgevoerd op het perceel Breeveld 17B te Woerden. Uit deze controles is gebleken dat er meer dan 20 honden op het perceel aanwezig waren. Daarmee is vier keer vastgesteld dat er niet aan de inhoud van de last onder dwangsom is voldaan en is vier keer van rechtswege een dwangsom verbeurd.
In het kader van het nog lopende strafrechtelijke onderzoek kan op deze vragen niet nader worden ingegaan.
Op 22 maart 2017 heeft de fokker naar aanleiding van de controle van RVO.nl een last onder dwangsom opgelegd gekregen wegens het nalaten de bedrijfsinrichting aan te melden (er was dus geen UBN). Dit is later aangevraagd en sinds 5 mei 2017 heeft de fokker een UBN nummer. Tevens verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 17.
Uiteraard vind ik misstanden die hier worden beschreven vreselijk. De wetgeving en mijn inspanningen op het terrein van voorlichting en handhaving zijn er juist op gericht dit soort misstanden tegen te gaan. NVWA, LID en politie kunnen ook optreden tegen overtredingen op het terrein van dierenwelzijn. Vanuit de overheid zijn dit soort misstanden helaas niet altijd te voorkomen.
De LID heeft op 13 februari 2017 – naar aanleiding van een verzoek van de NVWA in verband met ontvangen meldingen – een inspectie uitgevoerd bij de betreffende fokker. Naar aanleiding van deze controle is door RVO.nl een last onder dwangsom opgelegd in verband met het nalaten de bedrijfsinrichting aan te melden (er was geen UBN). Daarnaast is naar aanleiding van deze inspectie van de LID een last onder bestuursdwang opgelegd door RVO.nl, waarbij de houder binnen twee uur de honden van vers water moest voorzien en de huisvesting moest verbeteren (bewegingsruimte en hygiëne). Aan de last onder bestuursdwang heeft de fokker destijds gehoor gegeven en sinds 5 mei 2017 heeft de fokker de bedrijfsinrichting aangemeld en een UBN-nummer gekregen.
In 2017 en 2018 is door de gemeente gecontroleerd op het bestemmingsplan (zie antwoord vraag 22). In juni 2018 heeft de NVWA op de betreffende locatie bestuursdwang toegepast en proces verbaal opgemaakt.
De rechter bepaalt of er een houdverbod wordt opgelegd voor het overtreden van welzijnsregels, en zo ja, voor welke duur. De gemeente is verantwoordelijk voor optreden tegen het overtreden van de vergunningsvoorwaarden.
Voor zover het mijn beleidsterrein betreft, is geen sprake van andere vergunningen.
Momenteel wordt onderzoek gedaan naar de gang van zaken binnen het betreffende bedrijf. Ik kan daar op dit moment geen nadere mededelingen over doen.
In het kader van het nog lopende strafrechtelijke onderzoek kan op deze vragen niet nader worden ingegaan.
De RvB is een private organisatie en het is aan de RvB hoe hier mee om te gaan. Wel heb ik van de RvB begrepen dat fokkers niet ingeschreven staan noch lid kunnen zijn bij de RvB. De rol van de RvB – zoals de situatie bij de fokker in Woerden – is gering, omdat de RvB beperkte opsporingsbevoegdheid heeft. Enkel als de fokker een dienst afneemt van de RvB – zoals bijvoorbeeld het aanvragen van een stamboom voor de pups – kan de RvB een locatiecontrole uitvoeren. Vraagt de fokker geen dienst aan, dan valt de situatie op de locatie buiten het gezichtsveld en invloedsfeer van de RvB.
Ik vind dat eenieder (dus ook de RvB) die op de hoogte is van misstanden, deze zo snel mogelijk zou moeten melden. De Wet dieren kent ook een zorgplicht: eenieder verleent een hulpbehoevend dier de nodige zorg.
De overheid heeft geen bemoeienis met de afgifte van stambomen, evenmin als met interne sanctionering binnen private organisaties, en oordeelt hier niet over. Naar ik van de RvB heb begrepen, zijn er voor nestjes in 2018 geen stambomen meer afgegeven en is de dienstverlening aan deze fokker stopgezet.
Naar ik van de RvB heb vernomen, heeft de Raad de dienstverlening aan de deze fokker stopgezet en de kennelnaam van de fokker ingetrokken. De fokker is nu uitgesloten om deel te nemen aan de georganiseerde kynologie in Nederland.
In het kader van het nog lopende strafrechtelijke onderzoek kan op deze vragen niet nader worden ingegaan.
Ik zal uw Kamer informeren over de voortgang op het terrein van de verbeteringen van het systeem van paspoorten en identificatie en registratie. Mijn planning aangaande deze verbeteringen treft u aan in mijn nog te ontvangen beleidsbrief dierenwelzijn.
Een Europees paspoort mag alleen door een dierenarts worden afgegeven, wanneer dit conform de geldende regelgeving is ingevuld. Voorafgaand aan afgifte dient de identiteit van het dier te worden gecontroleerd (chip). Wanneer identificatie niet mogelijk is, mag geen paspoort worden uitgegeven. Het dier dient dan eerst gechipt te worden.
Na aanmelding om als chipper op het chipregister te komen volgt een screening op de identiteit. Wanneer later blijkt dat iemand op deze lijst zich niet aan de regels houdt, kan hij van de lijst geschrapt worden. Hoe en door wie dit gebeurt, moet nog nader uitgewerkt worden.
Nee, die bedoel ik niet. Professionals zijn mensen die honden mogen chippen en op het chipregister staan.
Ik zal u hier nader over informeren in de beleidsbrief dierenwelzijn.
Aan dit verzoek kon ik helaas niet tegemoet gekomen in verband met afstemming van de antwoorden met andere organisaties en departementen.