Ingediend | 1 juni 2018 |
---|---|
Beantwoord | 21 juni 2018 (na 20 dagen) |
Indieners | Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
Beantwoord door | Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | recht staatsrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z10262.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2495.html |
Ja.
Ik vind het te betreuren dat een instelling failliet is verklaard als gevolg waarvan tientallen cliënten, waaronder transgenders hun behandeling bij deze GGZ-instelling niet kunnen vervolgen. Ik begrijp dat dit vooral voor cliënten met genderdysforie tot onzekerheid kan leiden, mede vanwege de capaciteitsproblemen die er nu al enkele jaren zijn in de zorg voor transgenders. De aanhoudende sterke toename van hulpvragen speelt hierbij een belangrijke rol. Die tekorten betreffen vooral de somatische zorg maar ook de GGZ zorg. De transitie van transgenders omvat vaak beiden. VWS brengt meerdere keren per jaar de diverse partijen, waaronder patiënten- en belangenorganisaties, aanbieders en verzekeraars in deze zorg samen in een overleg transgenderzorg met als doel knelpunten boven tafel te krijgen zodat partijen met elkaar de capaciteit en spreiding via netwerkvorming kunnen verbeteren.
Op 12 april jl., daags nadat het faillissement was uitgesproken zijn de mogelijke gevolgen voor cliënten van Psycho Informa Instellingen (PII) bij VWS besproken in het overleg transgenderzorg zoals hierboven is vermeld in het antwoord op vraag 2, met ondermeer patiënten- en belangenorganisaties, andere aanbieders en verzekeraars. De aanwezige GGZ aanbieders gaven aan dat zij op de hoogte waren van het faillissement en waar mogelijk cliënten van PII in behandeling nemen maar dat dit niet voor alle cliënten van PII met genderdysforie zonder meer mogelijk is. De verzekeraars hebben het advies gegeven aan de aanwezige belangenorganisaties dat cliënten die tussen wal en schip dreigen te vallen zich wenden tot hun eigen verzekeraar en vragen om zorgbemiddeling.
Zie mijn antwoord op vraag 3.
Ja. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 3.
Wettelijk is de «hulpverlener» op grond van artikel 7:454 BW verplicht het dossier in te richten en te bewaren. Uit de KNMG richtlijnen «Omgaan met medische gegevens» en «Overdracht patiëntendossiers na ontstentenis van de arts zonder opvolging» vloeit voort dat goed beheer ook inhoudt dat geregeld is, wat er met de dossiers moet gebeuren als de arts of de instelling stopt. In de «Handreiking curatoren faillissementen in de zorg» (Kamerstuk 32 012, nr. 43) is vermeld dat in geval van faillissement de curator de hulpverlener zo nodig op diens verantwoordelijkheid zal moeten wijzen en hem of haar bij de uitvoering daarvan zal moeten faciliteren.