Ingediend | 4 mei 2018 |
---|---|
Beantwoord | 18 juni 2018 (na 45 dagen) |
Indiener | Jasper van Dijk |
Beantwoord door | Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | sociale zekerheid ziekte en arbeidsongeschiktheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z08366.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2463.html |
Kent u het bericht dat het aantal jonggehandicapten zonder uitkering snel stijgt2
Ja.
Ik vind het ontzettend belangrijk dat ook jonggehandicapten die kunnen werken, kans hebben op werk en dat ze daarbij ondersteuning krijgen. Werk betekent namelijk veel. En ook jonggehandicapten kunnen veel betekenen voor werkgevers. Ik ben dan ook blij dat scholen, gemeenten, ouders en begeleiders, met ondersteuning van het Rijk, zich er volop voor inzetten om te zorgen dat jongeren die extra begeleiding nodig hebben als ze de arbeidsmarkt op komen, niet uit het oog worden verloren. Bij de beantwoording van vraag 5 hier onder leest u meer over de ondernomen acties. Eerst de huidige situatie die aanleiding zijn voor uw vragen:
Uit de rapportage van Toezicht Sociaal Domein (TSD) waaraan het artikel in de Volkskrant refereert blijkt dat het aantal jongeren dat aan het werk gaat vanuit VSO-/Pro-/MBO-Entree-onderwijs in 2016 t.o.v. 2014 is gestegen. Dat geldt voor alle drie de onderwijstypen. Vooral de jongeren in het praktijkonderwijs vinden de laatste jaren makkelijker een baan. Uit recent onderzoek van SEO blijkt dat 18-jarige jonggehandicapten als gevolg van de Participatiewet iets vaker een baan vinden dan vroeger onder de Wajong. Dat is dus goed nieuws.3
Uit de cijfers van TSD blijkt een groei in het aantal schoolverlaters dat geen werk en ook geen uitkering heeft. 3.900 personen hadden in 2016 3 maanden na uitstroom uit het onderwijs geen werk of uitkering (32% van de schoolverlaters). Dat is een groei van 400 personen t.o.v. 2014.
Het is van belang dat deze jongeren niet thuiszitten en geholpen worden om aan het werk te gaan. Deze groep kan een beroep doen op gemeenten voor arbeidsondersteuning, ook als ze geen uitkering ontvangen. Uit onderzoek blijkt dat gemeenten Vso/Pro-schoolverlaters, met en zonder uitkering, goed in beeld hebben en dat er geïnvesteerd wordt in de arbeidsondersteuning van deze groep. Uit ervaringsonderzoek onder cliënten blijkt dat een derde van de jongeren met een arbeidsbeperking en uitkering Participatiewet aangeeft arbeidsondersteuning te hebben ontvangen. Voor de niet-uitkeringsontvangers in deze groep was dit een kwart. Dit is meer dan de helft van de niet-uitkeringsgerechtigden met een arbeidsbeperking die aangeklopt hebben bij de gemeenten voor ondersteuning.4
Nee, zie antwoord op vraag 2. Er komen meer jongeren aan het werk en zij kunnen een beroep doen op gemeenten voor arbeidsondersteuning.
Gezien de onderzoeken genoemd in mijn antwoord op vraag 2 deel ik die mening niet. We weten dat gemeenten investeren in de arbeidsondersteuning aan jongeren met een arbeidsbeperking en arbeidsvermogen en dat deze jongeren vaker een baan vinden. Uit cliëntenonderzoek blijkt ook dat de meerderheid van de jonggehandicapten zonder uitkering die geholpen is de ondersteuning zinvol vond en van mening is dat de kans op werk erdoor is toegenomen. Uit onderzoek van o.a. de Inspectie SZW blijkt wel dat jongeren die na werk weer uitvallen en schoolverlaters met een arbeidsbeperking die niet afkomstig zijn van Vso/Pro scholen, minder goed in beeld zijn en daardoor niet de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben om aan het werk te komen, en waar zij wel bij gemeenten een beroep op kunnen doen.
Uit mijn antwoord op vraag 4 blijkt dat vooral jongeren die niet afkomstig zijn van Vso/Pro scholen en jongeren die na werk weer uitvallen minder goed in beeld zijn bij gemeenten. In de brief aan uw Kamer in december 2017 over de uitvoering Participatiewet heb ik al gewezen op de belangrijke rol van de regionale meld- en coördinatiefunctie van gemeenten (RMC’s) bij het in beeld krijgen van deze groep tot 23 jaar. Om jongeren tot 23 jaar die geen startkwalificatie hebben in beeld te brengen, zijn de betrokken wethouders gevraagd om met elkaar afspraken te maken over de samenwerking tussen de RMC’s en de diensten Werk en Inkomen. Deze afspraken zijn opgenomen in het vierjarige regionale programma voortijdig schoolverlaten.
Ook is in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en op verzoek van gemeenten een functionaliteit ontwikkeld waarmee gemeenten via bestandskoppelingen maandelijks geleverd krijgen welke jongeren van 23–27 jaar geen startkwalificatie hebben, niet staan ingeschreven in het onderwijs, niet werken en geen uitkering ontvangen. Gemeenten kunnen deze jongeren benaderen en een leerwerk-traject aanbieden op grond van de Participatiewet. In maart, april en mei 2018 hebben 19 gemeenten de functionaliteit getest. De eerste ervaringen zijn positief en daarom kunnen ook alle andere gemeenten aansluiten. Gemeenten zijn geïnformeerd over de aanmeldprocedure, o.a. via «Gemeentenieuws van SZW» en regionale contactpersonen van SZW en OCW.
Via het project Ingeschakeld ondersteunen en stimuleren we vanaf september 2017 ook de samenwerking tussen werkgevers, scholen en gemeenten. Door succesvolle voorbeelden van samenwerking te verzamelen en breed onder de aandacht te brengen. En door concreet aan de slag te gaan in de regio om werkgevers- en scholennetwerken en gemeenten aan elkaar te koppelen.
Gemeenten hebben de algemene verplichting om via een verordening beleid te formuleren voor de arbeidsondersteuning aan niet-uitkeringsgerechtigden. Het is aan de gemeenteraden om er op toe te zien dat dit beleid wordt uitgevoerd.
Ook voor kwetsbare jongeren zonder uitkering hebben gemeenten er uit maatschappelijk en financieel oogpunt belang bij om deze jongeren aan het werk te helpen. De kans is anders reëel dat deze jongeren op termijn wel een beroep doen op een uitkering en/of dat deze jongeren een beroep doen op andere (gemeentelijke) voorzieningen. Uit een studie van Cedris en SBCM blijkt bijvoorbeeld dat beschut werk belangrijke financiële en immateriële baten oplevert voor de persoon, zijn directe omgeving en de samenleving als geheel.5
Jonggehandicapten, waaronder niet-uitkeringsgerechtigden, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Het is dus aan de gemeenten om te bepalen welke vorm van ondersteuning iemand krijgt. Dit is maatwerk en past in een gedecentraliseerd stelsel.
Het betreft hier nog geen rapport maar een infographic waarin de positie van Vso, Pro en Mbo-entree jongeren die het onderwijs verlaten, is geanalyseerd. De infographic is het vertrekpunt voor het onderzoek dat TSD in 2018 gaat uitvoeren onder de doelgroep en enkele gemeenten en scholen. Dit rapport zal begin 2019 in afstemming met het Ministerie van VWS door TSD naar buiten worden gebracht. Na aanbieding van dat eindrapport zal zo spoedig mogelijk een beleidsreactie naar de Tweede Kamer gestuurd worden.
Ja, ik ken het artikel.
Met het Besluit van 8 oktober 2014 tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet, zijn de criteria voor arbeidsvermogen in de Wajong vastgelegd. De toelichting bij dit besluit bevat een uitgebreide beschrijving van de vier criteria voor het toetsen op arbeidsvermogen: (1) een taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie; (2) basale werknemersvaardigheden bezitten; (3) een uur aaneengesloten kunnen werken; (4) ten minste vier uur per dag belastbaar zijn of ten minste twee uur per dag belastbaar én het minimumloon per uur kunnen verdienen.
De door UWV gehanteerde methode is ontwikkeld in samenwerking met professionals, is wetenschappelijk onderbouwd en wordt breed gedragen door de uitvoerende professionals. UWV heeft om beter inzicht te bieden in hoe deze beoordeling plaatsvindt het Compendium Participatiewet, wat de status heeft van werkinstructie en naslagwerk, beschikbaar gemaakt voor derden. UWV beoordeelt op een aantal criteria, brengt in beeld wat de huidige mogelijkheden en beperkingen zijn en geeft aan of zij verwacht dat dit een duurzame situatie is. Dit samen bepaalt of iemand in aanmerking komt voor de regeling. Minder jongeren komen in aanmerking voor een Wajong uitkering sinds de invoering van de Wajong 2015 en de striktere criteria. Dit is het achterliggende doel geweest van beleid: meer jongeren (met arbeidsvermogen) komen in aanmerking voor een indicatie banenafspraak en worden via de gemeenten geholpen richting werk.
Deze evaluatie heeft reeds plaatsgevonden. Conform een toezegging aan de Eerste Kamer op een vraag van het lid Sent, heeft UWV onderzoek gedaan naar de wijze waarop de beoordeling arbeidsvermogen in de praktijk loopt. Mijn ambtsvoorganger heeft op 27 juni 2017 de Eerste en Tweede Kamer reeds over de uitvoerbaarheid van het nieuwe beoordelingscriterium «arbeidsvermogen» geïnformeerd en het betreffende rapport aan beide Kamers aangeboden.
Met de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting Wajong ga ik in op de motie van het lid Siderius, waarbij uw Kamer mij oproept om in de Wajong een voorziening te treffen waarbij ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen, die op een cluster 3-onderwijsinstelling ingeschreven staan, aanspraak op een Wajong-uitkering kunnen maken. Ik ben voornemens de beleidsdoorlichting, voorzien van een kabinetsreactie voor de zomer aan uw Kamer aan te bieden.
Met de Participatiewet heeft het kabinet ervoor gekozen om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt. Uit onderzoek blijkt dat als gevolg van de Participatiewet meer jonggehandicapten aan het werk zijn, ze vaker voor een vervolgopleiding kiezen en minder in contact komen met justitie. Dit zijn positieve uitkomsten. De werking van de Participatiewet wordt uitvoerig gemonitord. De Kamer wordt jaarlijks over de uitkomsten daarvan geïnformeerd.7 De eindevaluatie van de Participatiewet is voorzien eind 2019.
Ik neem overigens afstand van het begrip «dumpen van gehandicapten». Ik streef naar een situatie waarin gehandicapten kunnen meedoen, een inclusieve samenleving. Daar past dat begrip niet bij.