Ingediend | 3 mei 2018 |
---|---|
Beantwoord | 8 juni 2018 (na 36 dagen) |
Indiener | Lisa Westerveld (GL) |
Beantwoord door | Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
Onderwerpen | basisonderwijs onderwijs en wetenschap |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z08269.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2368.html |
Ja.
Van een voorkeursbehandeling is geen sprake. De onderhavige scholen zijn gesticht met inachtneming van de wettelijke bepalingen voor schoolstichting (artikel 73 e.v. van de Wet op het primair onderwijs). Conform die bepalingen zijn de scholen op het plan van scholen van de gemeente Amsterdam geplaatst nadat die gemeente op grond van de bij de aanvraag overgelegde gegevens had vastgesteld dat aannemelijk was te achten dat de voor de gemeente geldende stichtingsnorm zou worden gehaald. Dit plan van scholen is vervolgens door mijn ambtsvoorganger beoordeeld en goedgekeurd. Dit vond plaats op grond van artikel 79 van de Wet op het primair onderwijs waarin limitatief is opgesomd wanneer goedkeuring moet worden onthouden. Er was op basis van deze wettelijke bepaling geen grond aanwezig om goedkeuring te weigeren.
Van de zijde van het Ministerie van OCW, de PO-Raad, de VO-raad en het Ministerie van EZ bestond interesse voor de scholen in het kader van het zogenoemde doorbraakproject. Het betreft hier een breed onderzoek naar gepersonaliseerd leren met ICT waarmee het ministerie kennis wil opdoen over de werking van uitgangspunten uit innovatieve onderwijsconcepten zoals gebruik van adaptieve software, inzet van tablets en leerlinggestuurd leren3. Een van de onderhavige scholen is meegenomen in dat onderzoek.
Verder is, mede in overleg met uw Kamer, bezien of het wenselijk zou zijn om, in het kader van gepersonaliseerd leren met ICT, experimenten toe te staan waarbij de wettelijk voorgeschreven onderwijstijd flexibeler kan worden ingevuld4. Hiervan is uiteindelijk op advies van de Raad van State afgezien.
Het voornemen is om in het wetsvoorstel Meer ruimte voor nieuwe scholen een kwaliteitstoets te introduceren. Volgens dat wetsvoorstel wordt een aanvraag tot het starten van een nieuwe school nog voor de start getoetst op deugdelijkheidseisen die inzicht geven in de te verwachten kwaliteit van een school.
Ja, het aangehaalde artikel is mij bekend. Alvorens de bekostiging in te trekken of te verlagen, wordt in gevallen als het onderhavige eerst een onderzoek ingesteld naar de financiële rechtmatigheid en de naleving van bij of krachtens onderwijswetten gegeven voorschriften (zie artikel 3 van de Wet op het onderwijstoezicht). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de inspectie van het onderwijs. In het onderhavige geval is dat onderzoek ingesteld naar aanleiding van de mededeling van het bestuur dat op de onderhavige school – iPadschool De Voorsprong – nog slechts één leerling stond ingeschreven die tijdelijk elders onderwijs volgde. Deze mededeling is gedaan tijdens een gesprek in het kader van het aangepast financieel toezicht op 15 februari 2017. Desgevraagd heeft het bestuur op 1 maart 2017 een nadere toelichting gegeven welke voor de inspectie aanleiding vormde nog diezelfde maand een onderzoek in te stellen.
Na het doorlopen van de hoor- en wederhoorprocedure is het rapport van het onderzoek op 1 juni 2017 vastgesteld en op 4 juli 2017 openbaar gemaakt. Rond dezelfde tijd maakte het bestuur door middel van een 29 juni 2017 gedateerd formulier zelf melding van de opheffing van de school per 1 augustus 2017. In de tussentijd was de procedure voor intrekking en terugvordering van bekostiging in gang gezet, maar de voorgeschreven stappen in die procedure lieten geen ruimte voor stopzetting van de bekostiging vóór 1 augustus 2017, de datum die het bestuur zelf al had opgegeven als datum van opheffing van de school. Conform artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de procedure namelijk ingeleid met het voornemen tot het nemen van een besluit waarop het schoolbestuur een zienswijze kan geven. Daarvoor laat DUO schoolbesturen een termijn van vier weken. Gevoegd bij de voorbereidingstijd van het voorgenomen en het definitieve besluit, liet de procedure daarmee geen ruimte voor stopzetting van de bekostiging vóór 1 augustus 2017. In het kader van die procedure is vervolgens de bekostiging teruggevorderd over de 9 maanden dat de school geen onderwijs had verzorgd. Hiertegen heeft het bestuur een bezwaarschrift ingediend dat nog in behandeling is.
Zie het antwoord op vraag 4. Alvorens de bekostiging in een geval als het onderhavige te kunnen intrekken, dient eerst een onderzoek van de inspectie plaats te vinden als bedoeld in artikel 3 van de Wet op het onderwijstoezicht.
Het schoolbestuur stond sinds september 2016 onder aangepast financieel toezicht. Van de onderhavige school was bij de inspectie bekend dat deze in afbouw was. Op teldatum 1 oktober 2016 stonden nog vijf leerlingen ingeschreven, zodat geen aanleiding bestond voor een onderzoek naar de bekostiging. Die aanleiding diende zich pas aan toen het bestuur de inspectie op 15 februari 2017 meedeelde dat nog slechts één leerling stond ingeschreven die tijdelijk elders onderwijs volgde. Naar aanleiding daarvan heeft de inspectie opheldering gevraagd. Omdat er onvoldoende duidelijkheid kwam, heeft de inspectie vervolgens op 21 maart 2017 besloten niet langer te wachten en per direct een onderzoek in te stellen naar de beëindiging van de onderwijsactiviteiten en naar de bekostiging van de school. Zoals vermeld in het antwoord op vraag 4 is het rapport van dat onderzoek, na het doorlopen van de hoor- en wederhoorprocedure, op 1 juni 2017 vastgesteld en op 4 juli 2017 openbaar gemaakt.
Zie het antwoord op de vragen 4 en 5. De handelwijze van DUO was in overeenstemming met de hier toepasselijke procedure.
Onder verwijzing naar het besluit waarbij het genoemde bedrag is teruggevorderd bij het bestuur, heeft DUO inmiddels een vordering ingediend bij de curator. Of een deel van het bedrag kan worden terugontvangen is afhankelijk van het verdere verloop van het faillissement.