Ingediend | 17 april 2018 |
---|---|
Beantwoord | 27 juni 2018 (na 71 dagen) |
Indieners | Madeleine van Toorenburg (CDA), Michiel van Nispen , Foort van Oosten (VVD) |
Beantwoord door | Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | burgerlijk recht recht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z07148.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20172018-2574.html |
Ja.
Ik deel uw zorgen. Een internationale kinderontvoering is een diep ingrijpende gebeurtenis voor de achterblijvende ouder en voor het kind. Dit kind wordt geconfronteerd met de plotselinge verstoring van zijn leefomgeving, in veel gevallen het traumatische verlies van het contact met de andere ouder en de onzekerheid die zich voordoet bij het aanpassen aan een nieuwe situatie. Het is in het belang van het kind dat beide ouders het ouderschap (kunnen) blijven uitoefenen. Het verlies van contact met de achterblijvende ouder kan ingrijpende gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het kind, zijn basisvertrouwen en het vermogen om zelf duurzame relaties aan te gaan. Ook voor de achterblijvende ouder is het schrijnend om het contact met het kind te verliezen. Als deze ouder vervolgens geconfronteerd wordt met een alimentatieplicht, mogelijk zelfs afgedwongen door loonbeslag, wordt de situatie voor die ouder pijnlijker.
Tegelijkertijd rust op iedere ouder de verplichting om bij te dragen aan de zorg en opvoeding van zijn kind(eren). Wangedrag van de andere ouder, zoals kinderontvoering, doorbreekt die verplichting in beginsel niet. Dat geldt zowel in internationale situaties als binnen Nederland, zie bijvoorbeeld de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem.2
Bij internationale inning van alimentatie spelen met name de volgende verdragen een rol: het Verdrag van New York inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud uit 1956, het Haags verdrag inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen over onderhoudsverplichtingen uit 1973 en het Haags Alimentatieverdrag 2007. Het LBIO is wettelijk aangewezen als verzendende en ontvangende instelling in het kader van deze verdragen. Zij heeft ook de taak alimentatie te innen.
Het LBIO toetst bij ieder verzoek of alle benodigde juridische stukken aanwezig zijn en of het verzoek (kennelijk) aan de vereisten van het verdrag voldoet. Indien het LBIO een verzoek ontvangt van een buitenlandse Verdragsinstantie om alimentatiebetalingen op gang te brengen, wordt de alimentatieplichtige altijd eerst aangeschreven om te komen tot vrijwillige betaling/een minnelijke oplossing. Ruim 50% van de betalingen wordt vervolgens vrijwillig voldaan aan het LBIO. In het geval er niet vrijwillig betaald wordt, zal het LBIO een exequaturprocedure (verlof tot tenuitvoerlegging) starten om de buitenlandse beslissing als nog ten uitvoer te leggen.
De Haagse verdragen uit 1973 en 2007 zien op de erkenning en tenuitvoerlegging van alimentatiebeslissingen. Deze verdragen kennen een limitatieve opsomming van weigeringsgronden voor de erkenning en tenuitvoerlegging. Zo kan erkenning of tenuitvoerlegging van een buitenlandse alimentatiebeslissing worden geweigerd als in de procedure waarin deze tot stand is gekomen fundamentele procedurele beginselen zijn geschonden (het recht van verdediging) of als de uitspraak onverenigbaar is met de openbare orde. Dit laatste ziet dan op strijd met fundamentele beginselen van ons recht. Het in stand laten van kinderalimentatieverplichtingen ondanks wangedrag van de ex-partner is op zich niet in strijd met fundamentele beginselen van de Nederlandse rechtsorde. De tenuitvoerlegging van zo’n beslissing kan dan ook niet op die grond worden geweigerd.
Zoals ook toegezegd tijdens het Algemeen Overleg Personen- en familierecht van 16 mei jongstleden ben ik met het LBIO in gesprek gegaan om te bekijken op welke wijze de huidige praktijk verbeterd kan worden, binnen de beperkte mogelijkheden die de verdragen daartoe bieden. Ik zie een verbetering op de volgende drie punten:
De rechter kan met de bezwaren enkel rekening houden als dat past binnen de kaders van de toepasselijke verdragen.
Ouders waarvan hun kind door de andere ouder naar het buitenland worden ontvoerd, kunnen zich wenden tot de Ca. Bij de Ca zijn vorig jaar 76 zaken binnengekomen van ontvoeringen vanuit Nederland naar het buitenland. De Ca noch het LBIO houden een registratie bij van het aantal zaken waarin de achterblijvende ouder verplicht wordt tot het betalen van de kosten van levensonderhoud van een ontvoerd kind. Het LBIO geeft wel aan dat het weinig voorkomt dat achterblijvende ouders na een internationale kinderontvoering worden verplicht tot het betalen van alimentatie.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Zie antwoord vraag 2.
Bij kinderontvoeringen naar niet-verdragslanden zet het Ministerie van Buitenlandse Zaken op verzoek van de Ca een verzoek tot teruggeleiding door aan de lokale autoriteiten in het land waar het kind en de ontvoerende ouder verblijven. Dit verzoek wordt ondersteund door de ambassade. De ambassade zal, indien nodig, aandacht blijven vragen voor het verzoek. Ook kan in sommige zaken de ambassade contact onderhouden met de ontvoerende ouder en met het ontvoerde kind. Bij kinderontvoeringen naar verdragslanden is er over individuele zaken rechtstreeks contact tussen de Ca’s. In het geval een ouder bij een kinderontvoering naar een ander verdragsland hulp vraagt aan de Nederlandse ambassade, kan de ambassade consulaire bijstand verlenen, bijvoorbeeld informatie verstrekken over lokale organisaties die de ouder behulpzaam kunnen zijn. Naast genoemde consulaire bijstand is er geen diplomatieke rol.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen (SP), Van Oosten (VVD) en Van Toorenburg (CDA)van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht dat de vader van een ontvoerd kind alimentatie moet betalen (ingezonden 17 april) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.